Obadiah 1:11-14

DSV_Strongs(i)
  11 H3117 Ten dage H4480 H5048 als gij tegenover H5975 H8800 stondt H3117 , ten dage H2114 H8801 als de uitlanders H2428 zijn heir H7617 H8800 gevangen voerden H5237 , en de vreemden H8179 tot zijn poorten H935 H8804 introkken H5921 , en over H3389 Jeruzalem H1486 het lot H3032 H8804 wierpen H859 , waart gij H1571 ook H259 als een H4480 van hen.
  12 H408 Toen zoudt gij niet H7200 H8799 gezien hebben H3117 op den dag H251 uws broeders H3117 , den dag H5235 zijner vervreemding H408 ; noch H8055 H8799 u verblijd hebben H1121 over de kinderen H3063 van Juda H3117 , ten dage H6 H8800 huns ondergangs H408 ; noch H6310 uw mond H1431 H8686 groot gemaakt hebben H3117 , ten dage H6869 der benauwdheid;
  13 H408 Noch H8179 ter poorte H5971 Mijns volks H935 H8799 ingegaan zijn H3117 , ten dage H343 huns verderfs H408 ; noch H7200 H8799 gezien hebben H1571 , ook H859 gij H7451 , op zijn kwaad H3117 , ten dage H343 zijns verderfs H408 ; noch H7971 H8799 [uw] [handen] uitgestrekt hebben H2428 aan zijn heir H3117 , ten dage H343 zijns verderfs;
  14 H408 Noch H5975 H8799 gestaan hebben H5921 op H6563 de wegscheiding H6412 , om zijn ontkomenen H3772 H8687 uit te roeien H408 ; noch H8300 zijn overgeblevenen H5462 H8686 overgeleverd hebben H3117 , ten dage H6869 der benauwdheid.