John 11:39-41

DSV_Strongs(i)
  39 G2424 Jezus G3004 G5719 zeide G142 G : Neemt G3037 den steen G142 G5657 weg G3136 . Martha G79 , de zuster G2348 G5761 des gestorvenen G3004 G5719 , zeide G846 tot Hem G2962 : Heere G3605 G5719 , hij riekt G2235 nu al G1063 , want G5066 hij heeft vier dagen G2076 G5748 [aldaar] [gelegen].
  40 G2424 Jezus G3004 G5719 zeide G846 tot haar G4671 : Heb Ik u G3756 niet G2036 G5627 gezegd G3754 , dat G1437 , zo G4100 G5661 gij gelooft G1391 , gij de heerlijkheid G2316 Gods G3700 G5695 zien zult?
  41 G142 G Zij namen G3767 dan G3037 den steen G142 G5656 weg G3757 , waar G2348 G5761 de gestorvene G2258 G5713 G2749 G5740 lag G1161 . En G2424 Jezus G142 G5656 hief G3788 de ogen G507 opwaarts G2532 , en G2036 G5627 zeide G3962 : Vader G2168 G5719 , Ik dank G4671 U G3754 , dat G3450 Gij Mij G191 G5656 gehoord hebt.