4H1800Want Gij zijt den armeH4581een SterkteH4581geweest, een SterkteH34den nooddruftigeH6862, als hem bangeH4268was; een ToevluchtH2230tegen den vloedH6738, een SchaduwH2721tegen de hitteH7307; want het blazenH6184der tirannenH2230is als een vloedH7023[tegen] een wand.