DSV_Strongs(i)
12
H1121 H120
Gij dan, o mensenkind
H559 H8798
! zeg
H1121
tot de kinderen
H5971
uws volks
H6666
: De gerechtigheid
H6662
des rechtvaardigen
H5337 H8686
zal hem niet redden
H3117
ten dage
H6588
zijner overtreding
H7564
; en aangaande de goddeloosheid
H7563
des goddelozen
H3782 H8735
, hij zal om dezelve niet vallen
H3117
, ten dage
H7562
als hij zich van zijn goddeloosheid
H7725 H8800
bekeert
H6662
; en de rechtvaardige
H3201 H8799
zal niet kunnen
H2421 H8800
leven
H3117
door dezelve [zijn] [gerechtigheid], ten dage
H2398 H8800
als hij zondigt.
13
H6662
Als Ik tot den rechtvaardige
H559 H8800
zeg
H2421 H8800
, dat hij zekerlijk
H2421 H8799
leven zal
H6666
, en hij op zijn gerechtigheid
H982 H8804
vertrouwt
H5766
, en onrecht
H6213 H8804
doet
H6666
, zo zullen al zijn gerechtigheden
H2142 H8735
niet gedacht worden
H5766
, maar in zijn onrecht
H6213 H8804
, dat hij doet
H4191 H8799
, daarin zal hij sterven.