2 Kings 3:11-14

DSV_Strongs(i)
  11 H3092 En Josafat H559 H8799 zeide H369 H0 : Is H6311 hier H369 geen H5030 profeet H3068 des HEEREN H4480 , dat wij door H854 hem H3068 den HEERE H1875 H8799 mochten vragen H6030 H8799 ? Toen antwoordde H259 een H4480 van H5650 de knechten H4428 des konings H3478 van Israel H559 H8799 , en zeide H6311 : Hier H477 is Elisa H1121 , de zoon H8202 van Safat H834 , die H4325 water H5921 op H452 Elia's H3027 handen H3332 H8804 goot.
  12 H3092 En Josafat H559 H8799 zeide H3068 : Des HEEREN H1697 woord H3426 is H854 bij H3381 H0 hem. Zo togen H413 tot H3381 H8799 hem af H4428 de koning H3478 van Israel H3092 , en Josafat H4428 , en de koning H123 van Edom.
  13 H477 Maar Elisa H559 H8799 zeide H413 tot H4428 den koning H3478 van Israel H4100 : Wat H3212 H8798 heb ik met u te doen? Ga heen H413 tot H5030 de profeten H1 uws vaders H413 , en tot H5030 de profeten H517 uwer moeder H4428 . Doch de koning H3478 van Israel H559 H8799 zeide H408 tot hem: Neen H3588 , want H3068 de HEERE H428 heeft deze H7969 drie H4428 koningen H7121 H8804 geroepen H853 , om die H4124 in der Moabieten H3027 hand H5414 H8800 te geven.
  14 H477 En Elisa H559 H8799 zeide H3068 : [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE H6635 der heirscharen H2416 leeft H834 , voor Wiens H6440 aangezicht H5975 H8804 ik sta H3588 , zo H589 ik H3884 niet H6440 het aangezicht H3092 van Josafat H4428 , den koning H3063 van Juda H5375 H8802 , opnam H413 , ik zou u H518 niet H5027 H8686 aanschouwen H518 , noch H7200 H8799 u aanzien!