1 Corinthians 14:2-4 Want die een vreemde taal spreekt , spreekt niet den mensen , maar Gode ; want niemand verstaat het, doch met den geest spreekt hij verborgenheden.

DSV_Strongs⁽ⁱ⁾

2 G1063 Want G1100 die een [vreemde] taal G2980 G5723 spreekt G2980 G5719 , spreekt G3756 niet G444 den mensen G235 , maar G2316 Gode G1063 ; want G3762 niemand G191 G5719 verstaat G1161 [het], doch G4151 met den geest G2980 G5719 spreekt hij G3466 verborgenheden.

3 G1161 Maar G4395 G5723 die profeteert G2980 G5719 , spreekt G444 den mensen G3619 stichting G2532 , en G3874 vermaning G2532 en G3889 vertroosting.

4 G1100 Die een [vreemde] taal G2980 G5723 spreekt G3618 G5719 , die sticht G1438 zichzelven G1161 ; maar G4395 G5723 die profeteert G3618 G5719 die sticht G1577 de Gemeente.