2 Thessalonians 2:3-4

DSV_Strongs(i)
  3 G5209 Dat u G3361 G5100 niemand G1818 G5661 verleide G2596 op G3367 enigerlei G5158 wijze G3754 ; want G3362 [die] [komt] [niet], tenzij G4412 dat eerst G646 de afval G2064 G5632 gekomen zij G2532 , en G601 G5686 dat geopenbaard zij G444 de mens G266 der zonde G5207 , de zoon G684 des verderfs;
  4 G3588 Die G480 G5740 zich tegenstelt G2532 , en G5229 G5746 verheft G1909 boven G3956 al G2316 wat God G3004 G5746 genaamd G2228 , of G4574 [als] [God] geeerd wordt G5620 , alzo dat G846 hij G1519 in G3485 den tempel G2316 Gods G5613 als G2316 een God G2523 G5658 zal zitten G1438 , zichzelven G584 G5723 vertonende G3754 , dat G2316 hij God G2076 G5748 is.