DSV(i)
3 En zeiden tot elkander: Wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen?
4 (En opziende zagen zij, dat de steen afgewenteld was) want hij was zeer groot.
5 En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende ter rechter zijde, bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd.