Exodus 29:5-7

DSV(i) 5 Daarna zult gij de klederen nemen, en Aäron den rok, en den mantel des efods, en den efod, en den borstlap aandoen; en gij zult hem omgorden met den kunstelijken riem des efods. 6 En gij zult den hoed op zijn hoofd zetten; de kroon der heiligheid zult gij aan den hoed zetten. 7 En gij zult de zalfolie nemen, en op zijn hoofd gieten; alzo zult gij hem zalven.