DSV(i)
23 Hij dan zeide tot hen: Dit is het, dat de HEERE gesproken heeft: Morgen is de rust, de heilige sabbat des HEEREN! wat gij bakken zoudt, bakt dat, en ziedt, wat gij zieden zoudt; en al wat over blijft, legt het op voor u in bewaring tot den morgen.
24 En zij leiden het op tot den morgen, gelijk als Mozes geboden had; en het stonk niet, en er was geen worm in.
25 Toen zeide Mozes: Eet dat heden, want het is heden de sabbat des HEEREN; gij zult het heden op het veld niet vinden.
26 Zes dagen zult gij het verzamelen; doch op den zevenden dag is het sabbat, op denzelven zal het niet zijn.
27 En het geschiedde aan den zevenden dag, dat sommigen van het volk uitgingen, om te verzamelen; doch zij vonden niet.
28 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Hoe lang weigert gijlieden te houden Mijn geboden en Mijn wetten?
29 Ziet, omdat de HEERE ulieden den sabbat gegeven heeft, daarom geeft Hij u aan den zesden dag voor twee dagen brood; een ieder blijve in zijn plaats! dat niemand uit zijn plaats ga op den zevenden dag!
30 Alzo rustte het volk op den zevenden dag.