1 Kings 22:29-33

DSV(i) 29 Alzo toog de koning van Israël en Josafat, de koning van Juda, op naar Ramoth in Gilead. 30 En de koning van Israël zeide tot Josafat: Als ik mij versteld heb, zal ik in den strijd komen; maar gij, trek uw klederen aan. Alzo verstelde zich de koning van Israël, en kwam in den strijd. 31 De koning nu van Syrië had geboden aan de oversten der wagenen, van welke hij twee en dertig had, zeggende: Gij zult noch kleinen noch groten bestrijden, maar den koning van Israël alleen. 32 Het geschiedde dan, als de oversten der wagenen Josafat zagen, dat zij zeiden: Gewisselijk, die is de koning van Israël, en zij keerden zich naar hem, om te strijden; maar Josafat riep uit. 33 En het geschiedde, als de oversten der wagenen zagen, dat hij de koning van Israël niet was, dat zij zich van achter hem afkeerden.