Ezekiel 6:8-11

DSV_Strongs(i)
  8 H3498 H8689 Ik zal dan nog een overblijfsel laten H2719 , als gij [enigen] zult hebben, die het zwaard H6412 ontkomen H1471 onder de heidenen H776 , wanneer gij in de landen H2219 H8736 zult verstrooid worden.
  9 H6412 Dan zullen uw ontkomenen H2142 H8804 Mijner gedenken H1471 onder de heidenen H7617 H8738 , waar zij gevankelijk zullen geworden zijn H7665 H8738 , omdat Ik verbroken ben H2181 H8802 door hun hoerachtig H3820 hart H5493 H8804 , dat van Mij afgeweken is H5869 , en door hun ogen H1544 , die hun drekgoden H2181 H8802 H310 nahoereren H6962 H0 ; en zij zullen een walging H6440 aan zichzelven H6962 H8738 hebben H7451 over de boosheden H8441 , die zij in al hun gruwelen H6213 H8804 gedaan hebben.
  10 H3045 H8804 En zij zullen weten H3068 , dat Ik de HEERE H2600 ben; Ik heb niet tevergeefs H1696 H8765 gesproken H7451 , van hun dit kwaad H6213 H8800 aan te doen.
  11 H559 H8804 Zo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H5221 H8685 : Sla H3709 met uw hand H7554 H8798 , en stamp H7272 met uw voet H559 H8798 , en zeg H253 : Ach H8441 , over alle gruwelen H7451 der boosheden H1004 van het huis H3478 Israels H2719 ; want zij zullen door het zwaard H7458 , door den honger H1698 en door de pestilentie H5307 H8799 vallen.