DSV_Strongs(i)
8
H3498 H8689
Ik zal dan nog een overblijfsel laten
H2719
, als gij [enigen] zult hebben, die het zwaard
H6412
ontkomen
H1471
onder de heidenen
H776
, wanneer gij in de landen
H2219 H8736
zult verstrooid worden.
9
H6412
Dan zullen uw ontkomenen
H2142 H8804
Mijner gedenken
H1471
onder de heidenen
H7617 H8738
, waar zij gevankelijk zullen geworden zijn
H7665 H8738
, omdat Ik verbroken ben
H2181 H8802
door hun hoerachtig
H3820
hart
H5493 H8804
, dat van Mij afgeweken is
H5869
, en door hun ogen
H1544
, die hun drekgoden
H2181 H8802 H310
nahoereren
H6962 H0
; en zij zullen een walging
H6440
aan zichzelven
H6962 H8738
hebben
H7451
over de boosheden
H8441
, die zij in al hun gruwelen
H6213 H8804
gedaan hebben.
10
H3045 H8804
En zij zullen weten
H3068
, dat Ik de HEERE
H2600
ben; Ik heb niet tevergeefs
H1696 H8765
gesproken
H7451
, van hun dit kwaad
H6213 H8800
aan te doen.
11
H559 H8804
Zo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H5221 H8685
: Sla
H3709
met uw hand
H7554 H8798
, en stamp
H7272
met uw voet
H559 H8798
, en zeg
H253
: Ach
H8441
, over alle gruwelen
H7451
der boosheden
H1004
van het huis
H3478
Israels
H2719
; want zij zullen door het zwaard
H7458
, door den honger
H1698
en door de pestilentie
H5307 H8799
vallen.