DSV(i)
2 Ons erfdeel is tot de vreemdelingen gewend, onze huizen tot de uitlanders.
3 Wij zijn wezen zonder vader, onze moeders zijn als de weduwen.
4 Ons water moeten wij voor geld drinken; ons hout komt ons op prijs te staan.
5 Wij lijden vervolging op onze halzen; zijn wij moede, men laat ons geen rust.
6 Wij hebben den Egyptenaar de hand gegeven, en den Assyriër, om met brood verzadigd te worden.