DSV(i)
4 Want gewisselijk, gij zijt leugenstoffeerders; gij allen zijt nietige medicijnmeesters.
5 Och, of gij gans stilzweegt! Dat zou ulieden voor wijsheid wezen.
6 Hoort toch mijn verdediging, en merkt op de twistingen mijner lippen.
7 Zult gij voor God onrecht spreken, en zult gij voor Hem bedriegerij spreken?
8 Zult gij Zijn aangezicht aannemen? Zult gij voor God twisten?
9 Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken? Zult gij met Hem spotten, gelijk men met een mens spot?