Exodus 35:5-29

DSV(i) 5 Neemt van hetgeen, dat gijlieden hebt, een hefoffer den HEERE; een ieder, wiens hart vrijwillig is, zal het brengen, ten hefoffer des HEEREN: goud, en zilver, en koper; 6 Als ook hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn linnen, en geiten haar; 7 En roodgeverfde ramsvellen, en dassenvellen, en sittimhout; 8 En olie tot den luchter, en specerijen ter zalfolie, en tot roking welriekende specerijen; 9 En sardonixstenen, en vervullende stenen, tot den efod en tot den borstlap. 10 En allen, die wijs van hart zijn onder ulieden, zullen komen, en maken alles, wat de HEERE geboden heeft: 11 De tabernakel, zijn tent en zijn deksel, zijn haakjes en zijn berderen, zijn richelen, zijn pilaren, en zijn voeten; 12 De ark en haar handbomen, het verzoendeksel en den voorhang des deksels; 13 De tafel en haar handbomen, en al haar gereedschap, en de toonbroden; 14 En den kandelaar tot het licht, en zijn gereedschap, en zijn lampen, en de olie tot het licht; 15 En het reukaltaar, en zijn handbomen, en de zalfolie, en het reukwerk van welriekende specerijen; en het deksel der deur aan de deur des tabernakels; 16 Het altaar des brandoffers, en den koperen rooster, dien het hebben zal, zijn handbomen, en al zijn gereedschappen; het wasvat en zijn voet. 17 De behangselen des voorhofs, zijn pilaren en zijn voeten; en het deksel van de poort des voorhofs; 18 De nagelen des tabernakels, en de pennen des voorhofs, met derzelver zelen; 19 De ambtsklederen om in het heilige te dienen, de heilige klederen van den priester Aäron, en de klederen zijner zonen, om het priesterambt te bedienen. 20 Toen ging de ganse vergadering der kinderen Israëls uit van voor het aangezicht van Mozes. 21 En zij kwamen, alle man, wiens hart hem bewoog, en een ieder, wiens geest hem vrijwillig maakte, die brachten des HEEREN hefoffer tot het werk van de tent der samenkomst, en tot al haar dienst, en tot de heilige klederen. 22 Zo kwamen dan de mannen met de vrouwen, alle vrijwilligen van hart; zij brachten haken, en oorsierselen, en ringen, en spanselen, alle gouden vaten; en alle man, die een gouden beweegoffer den HEERE offerde, 23 En alle man, bij wien gevonden werd hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn linnen, en geiten haar, en roodgeverfde ramsvellen, en dassenvellen, die brachten ze. 24 Allen, die een hefoffer van zilver of koper offerden, die brachten het ten hefoffer des HEEREN; en allen, bij welke sittimhout gevonden werd, brachten het tot alle werk van den dienst. 25 En alle vrouwen, die wijs van hart waren, sponnen met haar handen, en zij brachten het gesponnene, de hemelsblauwe zijde, en het purper, het scharlaken, en het fijn linnen. 26 En alle vrouwen, welker hart haar bewoog in wijsheid, die sponnen het geiten haar. 27 De oversten nu brachten sardonixstenen en vulstenen, tot den efod en tot den borstlap; 28 En specerijen en olie, tot den luchter en tot de zalfolie, en tot roking welriekende specerijen. 29 Alle man en vrouw, welker hart hen vrijwillig bewoog te brengen tot al het werk, hetwelk de HEERE geboden had te maken door de hand van Mozes; dat brachten de kinderen Israëls tot een vrijwillig offer den HEERE.