12 H6041 Doch indien hij een arm H376 man H5667 is, zo zult gij met zijn pand H7901 H8799 niet nederliggen.
17 H4941 Gij zult het recht H1616 van den vreemdeling H3490 [en] van den wees H5186 H8686 niet buigen H899 , en gij zult het kleed H490 der weduwe H2254 H8799 niet te pand nemen.
6 H3588 Want H251 gij hebt uw broederen H2600 zonder oorzaak H2254 H8799 pand afgenomen H899 , en de klederen H6174 der naakten H6584 H8686 hebt gij uitgetogen.
3 H2543 Den ezel H3490 der wezen H5090 H8799 drijven zij weg H7794 ; den os H490 ener weduwe H2254 H8799 nemen zij te pand.
9 H1497 H8799 Zij rukken H3490 het weesje H4480 van H7699 de borst H5921 , en [dat] over H6041 den arme H2254 H8799 is, nemen zij te pand.