1 En terwijl zij tot het volk spraken, kwamen daarover tot hen de priesters, en de hoofdman des tempels, en de Sadduceën;
Acts 4:1 Cross References - DSV
2 Chronicles 23:4-9
4 Dit is de zaak, die gij doen zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan, van de priesteren en van de Levieten, zullen tot poortiers der dorpelen zijn;
5 En een derde deel zal zijn aan het huis des konings; en een derde deel aan de Fondamentpoort; en al het volk zal in de voorhoven zijn van het huis des HEEREN.
6 Maar dat niemand kome in het huis des HEEREN, dan de priesteren en de Levieten, die dienen; die zullen ingaan, want zij zijn heilig; maar al het volk zal de wacht des HEEREN waarnemen.
7 De Levieten nu zullen de koning rondom omsingelen, een ieder met zijn wapenen in zijn hand; en die tot het huis inkomt, zal gedood worden; doch weest gijlieden bij den koning, als hij inkomt en uitgaat.
8 En de Levieten en gans Juda deden naar alles, wat de priester Jojada geboden had; en zij namen een ieder zijn mannen, die op den sabbat inkwamen, met degenen, die op den sabbat uitgingen; want de priester Jojada had aan de verdelingen geen verlof gegeven.
9 Verder gaf de priester Jojada aan de oversten der honderden de spiesen, en de rondassen, en de schilden, die van den koning David geweest waren, die in het huis Gods waren.
Matthew 3:7
7 Hij dan, ziende velen van de Farizeën en Sadduceën tot zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn?
Matthew 16:12
12 Toen verstonden zij, dat Hij niet gezegd had, dat zij zich wachten zouden van den zuurdesem des broods, maar van de leer der Farizeën en Sadduceën?
Matthew 22:16
16 En zij zonden uit tot Hem hun discipelen, met de Herodianen, zeggende: Meester! wij weten, dat Gij waarachtig zijt, en den weg Gods in der waarheid leert, en naar niemand vraagt; want Gij ziet den persoon der mensen niet aan;
Matthew 22:23-24
Matthew 26:3-4
Matthew 27:1-2
Matthew 27:20
20 Maar de overpriesters en de ouderlingen hebben den scharen aangeraden, dat zij zouden Bar-abbas begeren, en Jezus doden.
Matthew 27:41
41 En desgelijks ook de overpriesters met de Schriftgeleerden, en ouderlingen, en Farizeën, Hem bespottende, zeiden:
Luke 22:4
4 En hij ging heen en sprak met de overpriesters en de hoofdmannen, hoe hij Hem hun zou overleveren.
John 15:20
20 Gedenk des woords, dat Ik u gezegd heb: Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij Mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren.
John 18:3
3 Judas dan, genomen hebbende de bende krijgsknechten en enige dienaars van de overpriesters en Farizeën, kwam aldaar met lantaarnen, en fakkelen, en wapenen.
Acts 4:6
6 En Annas, de hogepriester, en Kajafas, en Johannes, en Alexander, en zovele er van het hogepriesterlijk geslacht waren.
Acts 5:24
24 Toen nu de hoge priester en de hoofdman des tempels, en de overpriesters deze woorden hoorden, werden zij twijfelmoedig over hen, wat toch dit worden zou.
Acts 5:26
26 Toen ging de hoofdman heen, met de dienaren, en bracht hen, doch niet met geweld (want zij vreesden het volk, opdat zij niet gestenigd wierden).
Acts 6:7
7 En het woord Gods wies, en het getal der discipelen vermenigvuldigde te Jeruzalem zeer; en een grote schare der priesteren werd den gelove gehoorzaam.
Acts 6:12
12 En zij beroerden het volk, en de ouderlingen en de Schriftgeleerden; en hem aanvallende grepen zij hem, en leidden hem voor den raad;
Acts 23:6-9
6 En Paulus wetende dat het ene deel was van de Sadduceën, en het andere van de Farizeën, riep in den raad: Mannen broeders, ik ben een Farizeër, eens Farizeërs zoon; ik word over de hoop en opstanding der doden geoordeeld.
7 En als hij dit gesproken had, ontstond er tweedracht tussen de Farizeën en de Sadduceën, en de menigte werd verdeeld.
8 Want de Sadduceën zeggen, dat er geen opstanding is, noch engel, noch geest, maar de Farizeën belijden het beide.
9 En er geschiedde een groot geroep; en de Schriftgeleerden van de zijde der Farizeën stonden op, en streden, zeggende: Wij vinden geen kwaad in dezen mens; en indien een geest tot hem gesproken heeft, of een engel, laat ons tegen God niet strijden.