DSV(i)
12 Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord; en Israël heeft Mijner niet gewild.
13 Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen.
14 Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijn wegen gewandeld had!
15 In kort zou Ik hun vijanden gedempt hebben, en Mijn hand gewend hebben tegen hun wederpartijders.
16 Die den HEERE haten, zouden zich Hem geveinsdelijk onderworpen hebben, maar hunlieder tijd zou eeuwig geweest zijn. En Hij zou het gespijsd hebben met het vette der tarwe; ja, Ik zou u verzadigd hebben met honig uit de rotsstenen.