Proverbs 5:4-11

DSV(i) 4 Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard. 5 Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. 6 Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt. 7 Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds. 8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis; 9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; 10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden; 11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is;