Job 6:14-17

DSV(i) 14 Aan hem, die versmolten is, zou van zijn vriend weldadigheid geschieden; of hij zou de vreze des Almachtigen verlaten. 15 Mijn broeders hebben trouwelooslijk gehandeld als een beek; als de storting der beken gaan zij door; 16 Die verdonkerd zijn van het ijs, en in dewelke de sneeuw zich verbergt. 17 Ten tijde, als zij van hitte vervlieten, worden zij uitgedelgd; als zij warm worden, verdwijnen zij uit haar plaats.