Job 31:26-28

DSV(i) 26 Zo ik het licht aangezien heb, wanneer het scheen, of de maan heerlijk voortgaande; 27 En mijn hart verlokt is geweest in het verborgen, dat mijn hand mijn mond gekust heeft; 28 Dat ware ook een misdaad bij den rechter; want ik zou den God van boven verzaakt hebben.