DSV(i)
11 En hij zeide: Zo de Syriërs mij te sterk zullen zijn, zo zult gij mij komen verlossen; en zo de kinderen Ammons u te sterk zullen zijn, zo zal ik komen om u te verlossen.
12 Wees sterk, en laat ons sterk zijn voor ons volk, en voor de steden onzes Gods; de HEERE nu doe, wat goed is in Zijn ogen.
13 Toen naderde Joab, en het volk, dat bij hem was, tot den strijd tegen de Syriërs; en zij vloden voor zijn aangezicht.
14 Als de kinderen Ammons zagen, dat de Syriërs vloden, vloden zij ook voor het aangezicht van Abisai, en kwamen in de stad. En Joab keerde weder van de kinderen Ammons, en kwam te Jeruzalem.