2 Want hun hart bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite.
Proverbs 24:2 Cross References - DSV
1 Samuel 23:9
9 Als nu David verstond, dat Saul dit kwaad tegen hem heimelijk voorhad, zeide hij tot den priester Abjathar: Breng den efod herwaarts.
Esther 3:6-7
6 Doch hij verachtte in zijn ogen, dat hij aan Mordechai alleen de hand zou slaan (want men had hem het volk van Mordechai aangewezen); maar Haman zocht al de Joden, die in het ganse koninkrijk van Ahasveros waren, namelijk het volk van Mordechai, te verdelgen.
7 In de eerste maand (deze is de maand Nisan) in het twaalfde jaar van den koning Ahasveros, wierp men het Pur, dat is, het lot, voor Hamans aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot maand, tot de twaalfde maand toe; deze is de maand Adar.
Job 15:35
35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.
Psalms 7:14
14 En heeft dodelijke wapenen voor hem gereed gemaakt; Hij zal Zijn pijlen tegen de hittige vervolgers te werk stellen.
Psalms 10:7
7 Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.
Psalms 28:3
3 Trek mij niet weg met de goddelozen, en met de werkers der ongerechtigheid, die van vrede spreken met hun naasten, maar kwaad is in hun hart.
Psalms 36:4
4 De woorden zijns monds zijn onrecht en bedrog; hij laat na te verstaan tot weldoen.
Psalms 64:4-6
Psalms 140:2
2 Red mij, HEERE! van den kwaden mens; behoed mij voor den man alles gewelds;
Proverbs 6:14
14 In zijn hart zijn verkeerdheden, hij smeedt te aller tijd kwaad; hij werpt twisten in.
Proverbs 24:8
8 Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen.
Isaiah 59:4
4 Er is niemand, die voor de gerechtigheid roept, en niemand, die voor de waarheid in het gericht zich begeeft; zij vertrouwen op ijdelheid, en spreken leugen; met moeite zijn zij zwanger, en zij baren ongerechtigheid.
Micah 7:3
3 Om met beide handen wel dapper kwaad te doen, zo eist de vorst, en de rechter oordeelt om vergelding; en de grote spreekt de verderving zijner ziel, en zij draaien ze dicht ineen.
Matthew 26:3-4
Luke 23:20-21
Acts 13:10
10 O gij kind des duivels, vol van alle bedrog, en van alle arglistigheid, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden te verkeren de rechte wegen des Heeren?