5 Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God;
2 Corinthians 3:5 Cross References - DSV
Exodus 4:10-16
10 Toen zeide Mozes tot den HEERE: Och Heere! ik ben geen man wel ter tale, noch van gisteren, noch van eergisteren, noch van toen af, toen Gij tot Uw knecht gesproken hebt; want ik ben zwaar van mond, en zwaar van tong.
11 En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt, of wie heeft den stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE?
12 En nu ga henen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat gij spreken zult.
13 Doch hij zeide: Och, Heere! zend toch door de hand desgenen, dien Gij zoudt zenden.
14 Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, en Hij zeide: is niet Aäron, de Leviet, uw broeder? Ik weet, dat hij zeer wel spreken zal, en ook, zie, hij zal uitgaan u tegemoet; wanneer hij u ziet, zo zal hij in zijn hart verblijd zijn.
15 Gij dan zult tot hem spreken, en de woorden in zijn mond leggen; en Ik zal met uw mond, en met zijn mond zijn; en Ik zal ulieden leren, wat gij doen zult.
16 En hij zal voor u tot het volk spreken; en het zal geschieden, dat hij u tot een mond zal zijn, en gij zult hem tot een god zijn.
Jeremiah 1:6-10
6 Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong.
7 Maar de HEERE zeide tot mij: Zeg niet: Ik ben jong; want overal, waarhenen Ik u zenden zal, zult gij gaan, en alles, wat Ik u gebieden zal, zult gij spreken.
8 Vrees niet voor hun aangezicht, want Ik ben met u, om u te redden, spreekt de HEERE.
9 En de HEERE stak Zijn hand uit, en roerde mijn mond aan; en de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond.
10 Zie, Ik stel u te dezen dage over de volken en over de koninkrijken, om uit te rukken, en af te breken, en te verderven, en te verstoren; ook om te bouwen en te planten.
Matthew 10:19-20
Luke 21:15
15 Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten.
Luke 24:49
49 En ziet, Ik zende de belofte Mijns Vaders op u; maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.
John 15:5
5 Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen.
1 Corinthians 3:6
6 Ik heb geplant, Apollos heeft nat gemaakt; maar God heeft den wasdom gegeven.
1 Corinthians 3:10
10 Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe.
1 Corinthians 15:10
10 Doch door de genade Gods ben ik, dat ik ben; en Zijn genade, die aan mij bewezen is, is niet ijdel geweest, maar ik heb overvloediger gearbeid dan zij allen; doch niet ik, maar de genade Gods, Die met mij is.
2 Corinthians 2:16
16 Dezen wel een reuk des doods ten dode; maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam?
2 Corinthians 4:7
7 Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons;
2 Corinthians 12:9
9 En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone.
Philippians 2:13
13 Want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen.
Philippians 4:13
13 Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft.
James 1:17
17 Alle goede gave, en alle volmaakte gifte is van boven, van den Vader der lichten afkomende, bij Welken geen verandering is, of schaduw van omkering.