15 H200 De dwaasheid H3820 is in het hart H5288 des jongen H7194 H8803 gebonden H7626 ; de roede H4148 der tucht H7368 H8686 zal ze verre van hem wegdoen.
13 H4513 H8799 Weer H4148 de tucht H5288 van den jongen H7626 niet; als gij hem met de roede H5221 H8686 zult slaan H4191 H8799 , zal hij niet sterven. 14 H7626 Gij zult hem met de roede H5221 H8686 slaan H5315 , en zijn ziel H7585 van de hel H5337 H8686 redden.
6 H2596 H0 Leer H5288 den jongen H2596 H8798 de eerste beginselen H6310 naar den eis H1879 zijns wegs H2204 H8686 ; als hij ook oud zal geworden zijn H5493 H8799 , zal hij daarvan niet afwijken.
21 G3962 Gij vaders G2042 G5720 , tergt G5216 uw G5043 kinderen G3361 niet G2443 , opdat G3361 zij niet G120 G5725 moedeloos worden.
15 H7626 De roede H8433 , en de bestraffing H5414 H8799 geeft H2451 wijsheid H5288 ; maar een kind H7971 H8794 , dat [aan] [zich] [zelf] gelaten is H954 H8688 , beschaamt H517 zijn moeder.
4 G2532 En G3962 gij vaders G3949 G , verwekt G5216 uw G5043 kinderen G3361 niet G3949 G5720 tot toorn G235 , maar G1625 G voedt G846 hen G1625 G5720 op G1722 in G3809 de lering G2532 en G3559 vermaning G2962 des Heeren.
24 H7626 Die zijn roede H2820 H8802 inhoudt H8130 H8802 , haat H1121 zijn zoon H157 H8802 ; maar die hem liefheeft H7836 H8765 , zoekt hem vroeg H4148 [met] tuchtiging.