Bible verses about "dairy" | DSV_Strongs
Genesis 18:8
Leviticus 11:1-47
1
H3068
En de HEERE
H1696 H8762
sprak
H4872
tot Mozes
H175
en tot Aaron
H559 H8800
, zeggende tot hen:
2
H1696 H8761
Spreekt
H1121
tot de kinderen
H3478
Israels
H559 H8800
, zeggende
H2063
: Dit
H2416
is het gedierte
H398 H8799
, dat gij eten zult
H929
uit alle beesten
H776
, die op de aarde zijn.
3
H929
Al wat onder de beesten
H6541
den klauw
H6536 H8688
verdeelt
H8157
, en de kloof der klauwen
H8156 H8802
in tweeen klieft
H5927 H8688 H1625
, [en] herkauwt
H398 H8799
, dat zult gij eten.
4
H389
Deze nochtans
H398 H8799
zult gij niet eten
H5927 H8688 H1625
, van degenen, die [alleen] herkauwen
H6541
, of de klauwen
H6536 H8688
[alleen] verdelen
H1581
: den kemel
H5927 H8688 H1625
, want hij herkauwt
H6536 H8688
wel, maar verdeelt
H6541
den klauw
H2931
niet; die zal u onrein zijn;
5
H8227
En het konijntje
H5927 H8688 H1625
, want het herkauwt
H6536 H8686
wel, maar verdeelt
H6541
den klauw
H2931
niet; dat zal u onrein zijn;
6
H768
En den haas
H5927 H8688 H1625
, want hij herkauwt
H6536 H8689
wel, maar verdeelt
H6541
den klauw
H2931
niet; die zal u onrein zijn.
7
H2386
Ook het zwijn
H6536 H8688
, want dat verdeelt
H6541
wel den klauw
H8156 H8802
, en klieft
H8157
de klove der klauwen
H1641 H8735
in tweeen, maar herkauwt
H1625
het gekauwde
H2931
niet; dat zal u onrein zijn.
8
H1320
Van hun vlees
H398 H8799
zult gij niet eten
H5038
, en hun dood aas
H5060 H8799
niet aanroeren
H2931
, zij zullen u onrein zijn.
9
H398 H8799
Dit zult gij eten
H4325
van al wat in de wateren
H4325
is: al wat in de wateren
H3220
, in de zeeen
H5158
en in de rivieren
H5579
, vinnen
H7193
en schubben
H398 H8799
heeft, dat zult gij eten;
10
H3220
Maar al wat in de zeeen
H5158
en in de rivieren
H8318
, van alle gewemel
H4325
der wateren
H2416
, en van alle levende
H5315
ziel
H4325
, die in de wateren
H5579
is, geen vinnen
H7193
of schubben
H8263
heeft, dat zal u een verfoeisel zijn.
11
H8263
Ja, een verfoeisel
H1320
zullen zij u zijn; van hun vlees
H398 H8799
zult gij niet eten
H5038
, en hun dood aas
H8262 H8762
zult gij verfoeien.
12
H4325
Al wat in de wateren
H5579
geen vinnen
H7193
en schubben
H8263
heeft, dat zal u een verfoeisel zijn.
13
H4480
En van
H5775
het gevogelte
H8262 H8762
zult gij deze verfoeien
H398 H8735
, zij zullen niet gegeten worden
H8263
, zij zullen een verfoeisel
H5404
zijn: de arend
H6538
, en de havik
H5822
, en de zeearend,
16
H1323 H3284
En de struis
H8464
, en de nachtuil
H7828
, en de koekoek
H5322
, en de sperwer
H4327
naar zijn aard;
19
H2624
En de ooievaar
H601
, de reiger
H4327
naar zijn aard
H1744
, en de hop
H5847
, en de vledermuis.
20
H8318
Alle kruipend
H5775
gevogelte
H702
, dat op vier
H1980 H8802
[voeten] gaat
H8263
, zal u een verfoeisel zijn.
21
H398 H8799
Dit nochtans zult gij eten
H8318
van al het kruipend
H5775
gevogelte
H702
, dat op vier
H1980 H8802
[voeten] gaat
H4605
, hetwelk boven aan
H7272
zijn voeten
H3767
schenkelen
H2004
heeft, om daarmede
H776
op de aarde
H5425 H8763
te springen;
22
H398 H8799
Van die zult gij deze eten
H697
: den sprinkhaan
H4327
naar zijn aard
H5556
, en den solham
H4327
naar zijn aard
H2728
, en den hargol
H4327
naar zijn aard
H2284
, en den hagab
H4327
naar zijn aard.
23
H8318
En alle kruipend
H5775
gevogelte
H702
, dat vier
H7272
voeten
H8263
heeft, zal u een verfoeisel zijn.
24
H2930 H8691
En aan deze zult gij verontreinigd worden
H5038
; zo wie hun dood aas
H5060 H8802
zal aangeroerd hebben
H2930 H8799
, zal onrein zijn
H6153
tot aan den avond.
25
H5038
Zo wie van hun dood aas
H5375 H8802
gedragen zal hebben
H899
, zal zijn klederen
H3526 H8762
wassen
H2930 H8804
, en onrein zijn
H6153
tot aan den avond.
26
H929
Alle beest
H6541
, dat den klauw
H6536 H8688
verdeelt
H8157
, doch de klove
H8156 H8802
niet in tweeen klieft
H5927 H8688 H1625
, en niet herkauwt
H2931
, zal u onrein
H5060 H8802
zijn; zo wie hetzelve aangeroerd zal hebben
H2930 H8799
, zal onrein zijn.
27
H3605
En al
H1992
wat
H3709
op zijn poten
H1980 H8802
gaat
H2416
onder alle gedierte
H702
, op vier
H1980 H8802
[voeten] gaande
H2931
, die zullen u onrein
H5038
zijn; al wie hun dood aas
H5060 H8802
aangeroerd zal hebben
H2930 H8799
, zal onrein zijn
H6153
tot aan den avond.
28
H5038
Ook die hun dood aas
H5375 H8802
zal gedragen hebben
H899
, zal zijn klederen
H3526 H8762
wassen
H2930 H8804
, en onrein zijn
H6153
tot aan den avond
H2931
; zij zullen u onrein zijn.
29
H8318
Verder zal u dit onder het kruipend
H776
gedierte, dat op de aarde
H8317 H8802
kruipt
H2931
, onrein
H2467
zijn: het wezeltje
H5909
, en de muis
H6632
, en de schildpad
H4327
, naar haar aard;
30
H604
En de zwijnegel
H3581
, en de krokodil
H3911
, en de hagedis
H2546
, en de slak
H8580
, en de mol;
31
H2931
Die zullen u onrein
H8318
zijn onder alle kruipend
H5060 H8802
gedierte; zo wie die zal aangeroerd hebben
H4194
, als zij dood
H2930 H8799
zijn, zal onrein zijn
H6153
tot aan den avond.
32
H5307 H8799
Daartoe al hetgeen, waarop [iets] van dezelve vallen zal
H4194
, als zij dood
H2930 H8799
zijn, zal onrein zijn
H6086
, [hetzij] van alle houten
H3627
vat
H899
, of kleed
H5785
, of vel
H8242
, of zak
H3627
, [of] alle vat
H4399
, waarmede [enig] werk
H6213 H8735
gedaan wordt
H4325
; het zal in het water
H935 H8714
gestoken worden
H2930 H8804
, en onrein zijn
H6153
tot aan den avond
H2891 H8804
; daarna zal het rein zijn.
33
H2789
En alle aarden
H3627
vat
H8432
, waarin
H5307 H8799
[iets] van dezelve zal gevallen zijn
H2930 H8799
, al wat daarin is, zal onrein zijn
H7665 H8799
, en gij zult dat breken.
34
H400
Van alle spijze
H398 H8735
, die men eet
H4325
, waarop het water
H935 H8799
zal gekomen zijn
H2930 H8799
, [die] zal onrein zijn
H4945
; en alle drank
H8354 H8735
, die men drinkt
H3627
, zal in alle vat
H2930 H8799
onrein zijn.
35
H5038
En waarop iets van hun dood aas
H5307 H8799
zal vallen
H2930 H8799
, zal onrein zijn
H8574
; de oven
H3600
en de aarden pan
H5422 H8714
zal verbroken worden
H2931
; zij zijn onrein
H2931
, daarom zullen zij u onrein zijn.
36
H4599
Doch een fontein
H953
, of put
H4723
van vergadering
H4325
der wateren
H2889
, zal rein
H5038
zijn; maar wie hun dood aas
H5060 H8802
zal aangeroerd hebben
H2930 H8799
, zal onrein zijn.
37
H5038
En wanneer van hun dood aas
H5307 H8799
zal gevallen zijn
H2221
op enig zaaibaar
H2233
zaad
H2232 H8735
, dat gezaaid wordt
H2889
, dat zal rein zijn.
38
H4325
Maar als water
H2233
op het zaad
H5414 H8714
gedaan zal worden
H5038
, en van hun dood aas
H5307 H8804
daarop zal gevallen zijn
H2931
, dat zal u onrein zijn.
39
H929
En wanneer van de dieren
H402
, die u tot spijze zijn
H4191 H8799
, [iets] zal gestorven zijn
H5038
, wie deszelfs dood aas
H5060 H8802
zal aangeroerd hebben
H2930 H8799
, zal onrein zijn
H6153
tot aan den avond.
40
H5038
Ook die van hun dood aas
H398 H8802
gegeten zal hebben
H899
, zal zijn klederen
H3526 H8762
wassen
H2930 H8804
, en onrein zijn
H6153
tot aan den avond
H5038
; en die hun dood aas
H5375 H8802
zal gedragen hebben
H899
, zal zijn klederen
H3526 H8762
wassen
H2930 H8804
, en onrein zijn
H6153
tot aan den avond.
41
H8318
Voorts alle kruipend
H776
gedierte, dat op de aarde
H8317 H8802
kruipt
H8263
, zal een verfoeisel
H398 H8735
zijn; het zal niet gegeten worden.
42
H1512
Al wat op zijn buik
H1980 H8802
gaat
H1980 H8802
, en al wat gaat
H702
op zijn vier
H7235 H0
[voeten], of al wat vele
H7272
voeten
H7235 H8688
heeft
H8318
, onder alle kruipend
H776
gedierte, dat op de aarde
H8317 H8802
kruipt
H398 H8799
, die zult gij niet eten
H8263
, want zij zijn een verfoeisel.
43
H8262 H0
Maakt
H5315
uw zielen
H8262 H8762
niet verfoeilijk
H8318
aan enig kruipend gedierte
H8317 H8802
, dat kruipt
H2933 H8738
; en verontreinigt u
H2930 H8691
niet daaraan, dat gij daaraan verontreinigd zoudt worden.
44
H3068
Want Ik ben de HEERE
H430
, uw God
H6942 H8694
; daarom zult gij u heiligen
H6918
, en heilig
H6918
zijn, dewijl Ik heilig
H5315
ben; en gij zult uw ziel
H2930 H8762
niet verontreinigen
H8318
aan enig kruipend
H776
gedierte, dat zich op de aarde
H7430 H8802
roert.
45
H3068
Want Ik ben de HEERE
H776 H4714
, die u uit Egypteland
H5927 H8688
doe optrekken
H430
, opdat Ik u tot een God
H6918
zij, en opdat gij heilig
H6918
zijt, dewijl Ik heilig ben.
Genesis 1:29
29
H430
En God
H559 H8799
zeide
H2009
: Ziet
H3605
, Ik heb ulieden al
H2233 H2232 H8802
het zaadzaaiende
H6212
kruid
H5414 H8804
gegeven
H834
, dat
H5921 H6440
op
H3605
de ganse
H776
aarde
H853
[is], en
H3605
alle
H6086
geboomte
H834
, in hetwelk
H2233 H2232 H8802
zaadzaaiende
H6086 H6529
boomvrucht
H1961 H8799
is; het zij
H402
u tot spijze!