Bible verses about "christian" | DSV

James 2:8

8 Indien gij dan de koninklijke wet volbrengt, naar de Schrift: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven, zo doet gij wel;

Ephesians 4:26

26 Wordt toornig, en zondigt niet; de zon ga niet onder over uw toornigheid;

2 Timothy 3:1-4:22

1 En weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. 2 Want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hovaardig, lasteraars, den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig. 3 Zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden, 4 Verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; 5 Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. Heb ook een afkeer van deze. 6 Want van dezen zijn het, die in de huizen insluipen, en nemen de vrouwkens gevangen, die met zonden geladen zijn, en door menigerlei begeerlijkheden gedreven worden; 7 Vrouwkens, die altijd leren, en nimmermeer tot kennis der waarheid kunnen komen. 8 Gelijkerwijs nu Jannes en Jambres Mozes tegenstonden, alzo staan ook deze de waarheid tegen; mensen, verdorven zijnde van verstand, verwerpelijk aangaande het geloof. 9 Maar zij zullen niet meerder toenemen; want hun uitzinnigheid zal allen openbaar worden, gelijk ook die van genen geworden is. 10 Maar gij hebt achtervolgd mijn leer, wijze van doen, voornemen, geloof, lankmoedigheid, liefde, lijdzaamheid. 11 Mijn vervolgingen, mijn lijden, zulks als mij overkomen is in Antiochië, in Ikonium en in Lystre; hoedanige vervolgingen ik geleden heb, en de Heere heeft mij uit alle verlost. 12 En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden. 13 Doch de boze mensen en bedriegers zullen tot erger voortgaan, verleidende en wordende verleid. 14 Maar blijft gij in hetgeen gij geleerd hebt, en waarvan u verzekering gedaan is, wetende, van wien gij het geleerd hebt; 15 En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is. 16 Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; 17 Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust.

2 Timothy 4:1-22

1 Ik betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk: 2 Predik het woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer. 3 Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden; 4 En zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabelen. 5 Maar gij, wees wakker in alles, lijd verdrukkingen; doe het werk van een evangelist, maak, dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij. 6 Want ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande. 7 Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; 8 Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben. 9 Benaarstig u haastelijk tot mij te komen. 10 Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatië, Titus naar Dalmatië. 11 Lukas is alleen met mij. Neem Markus mede, en breng hem met u; want hij is mij zeer nut tot den dienst. 12 Maar Tychikus heb ik naar Efeze gezonden. 13 Breng den reismantel mede, dien ik te Troas bij Karpus gelaten heb, als gij komt, en de boeken, inzonderheid de perkamenten. 14 Alexander, de kopersmid, heeft mij veel kwaads betoond; de Heere vergelde hem naar zijn werken. 15 Van welken wacht gij u ook, want hij heeft onze woorden zeer tegengestaan. 16 In mijn eerste verantwoording is niemand bij mij geweest, maar zij hebben mij allen verlaten. Het worde hun niet toegerekend. 17 Maar de Heere heeft mij bijgestaan, en heeft mij bekrachtigd; opdat men door mij ten volle zou verzekerd zijn van de prediking, en alle heidenen dezelve zouden horen. En ik ben uit den muil des leeuws verlost. 18 En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. 19 Groet Priska en Aquila, en het huis van Onesiforus. 20 Erastus is te Korinthe gebleven; en Trofimus heb ik te Milete krank gelaten. 21 Benaarstig u, om voor den winter te komen. U groet Eubulus, en Pudens, en Linus, en Klaudia, en al de broeders. 22 De Heere Jezus Christus zij met uw geest. De genade zij met ulieden. Amen.

Acts 11:26

26 En het is geschied, dat zij een geheel jaar samen vergaderden in de Gemeente, en een grote schare leerden; en dat de discipelen eerst te Antiochië Christenen genaamd werden.

James 4:1

1 Van waar komen krijgen en vechterijen onder u? Komen zij niet hiervan, namelijk uit uw wellusten, die in uw leden strijd voeren?

Matthew 6:24

24 Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.

1 Peter 4:16

16 Maar indien iemand lijdt als een Christen, die schame zich niet, maar verheerlijke God in dezen dele.

Topical data is from OpenBible.info, retrieved November 11, 2013, and licensed under a Creative Commons Attribution License.