Bible verses about "bribery" | DSV

³⁴ Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken.

²¹ De aangezichten te kennen, is niet goed; want een man zal om een stuk broods overtreden.

²³ Uw vorsten zijn afvalligen, en metgezellen der dieven, een ieder van hen heeft geschenken lief, en zij jagen de vergeldingen na; den wezen doen zij geen recht, en de twistzaak der weduwen komt voor hen niet.

¹² En zij vergaderd zijnde met de ouderlingen, en te zamen raad genomen hebbende, gaven zij den krijgsknechten veel gelds, ¹³ En zeiden: Zegt: Zijn discipelen zijn des nachts gekomen, en hebben Hem gestolen, als wij sliepen. ¹⁴ En indien zulks komt gehoord te worden van den stadhouder, wij zullen hem tevreden stellen, en maken, dat gij zonder zorg zijt. ¹⁵ En zij, het geld genomen hebbende, deden, gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag.

¹⁹ Gij zult het gericht niet buigen; gij zult het aangezicht niet kennen; ook zult gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de ogen der wijzen, en verkeert de woorden der rechtvaardigen.

¹⁰ In welker handen schandelijk bedrijf is, en welker rechterhand vol geschenken is.

¹⁴ Een gift in het verborgene houdt den toorn onder, en een geschenk in den schoot de sterke grimmigheid.

² Schatten der goddeloosheid doen geen nut; maar de gerechtigheid redt van den dood.

²³ Die den goddeloze rechtvaardigen om een geschenk, en de gerechtigheid der rechtvaardigen van dezelven afwenden.

¹⁰ Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken.

⁷ Voorwaar, de onderdrukking zou wel een wijze dol maken; en het geschenk verderft het hart.

¹² Want Ik weet, dat uw overtredingen menigvuldig, en uw zonden machtig vele zijn; zij benauwen den rechtvaardige, nemen zoengeld, en verstoten de nooddruftigen in de poort.

⁸ Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente; waarhenen het zich zal wenden, zal het wel gedijen.

²⁷ Die gierigheid pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal leven.

²³ De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen.

⁸ Ook zult gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de zienden, en het verkeert de zaak der rechtvaardigen.