2 Zo ontstak de toorn van Elihu, den zoon van Baracheël, den Buziet, van het geslacht van Ram; tegen Job werd zijn toorn ontstoken, omdat hij zijn ziel meer rechtvaardigde dan God.
Job 32:2 Cross References - DSV
Genesis 22:21
21 Uz, zijn eerstgeborene, en Buz, zijn broeder, en Kemuël, den vader van Aram,
Job 10:3
3 Is het U goed, dat Gij verdrukt, dat Gij verwerpt den arbeid Uwer handen, en over den raad der goddelozen schijnsel geeft?
Job 27:2
2 Zo waarachtig als God leeft, Die mijn recht weggenomen heeft, en de Almachtige, Die mijner ziel bitterheid heeft aangedaan!
Job 27:5
5 Het zij verre van mij, dat ik ulieden rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijn oprechtigheid van mij niet wegdoen.
Job 30:21
21 Gij zijt veranderd in een wrede tegen mij; door de sterkte Uwer hand wederstaat Gij mij hatelijk.
Job 34:5-6
Job 34:17-18
Job 35:2
2 Houdt gij dat voor recht, dat gij gezegd hebt: Mijn gerechtigheid is meerder dan Gods?
Job 40:8
8 Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!
Psalms 69:9
9 Ik ben mijn broederen vreemd geworden, en onbekend aan mijner moeders kinderen.
Mark 3:5
5 En als Hij hen met toorn rondom aangezien had, meteen bedroefd zijnde over de verharding van hun hart, zeide Hij tot den mens: Strek uw hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere.
Luke 10:29
29 Maar hij, willende zichzelven rechtvaardigen, zeide tot Jezus: En wie is mijn naaste?
Ephesians 4:26
26 Wordt toornig, en zondigt niet; de zon ga niet onder over uw toornigheid;