Jeremiah 14:1-18

DSV_Strongs(i)
  1 H1697 Het woord H3068 des HEEREN H3414 , dat tot Jeremia H1697 geschied is, over de zaken H1226 der grote droogte.
  2 H3063 Juda H56 H8804 treurt H8179 en haar poorten H535 H8797 zijn verzwakt H6937 H8804 ; zij zijn in het zwart gekleed H776 ter aarde H3389 toe, en Jeruzalems H6682 geschrei H5927 H8804 klimt op.
  3 H117 En hun voortreffelijken H7971 H8804 zenden H6810 hun kleinen H4325 naar water H935 H8804 ; zij komen H1356 H8676 H1360 tot de grachten H4672 H8804 , zij vinden H4325 geen water H7725 H0 , zij komen H3627 [met] hun vaten H7387 ledig H7725 H8804 weder H954 H8804 ; zij zijn beschaamd H3637 H8717 , ja, worden schaamrood H2645 H8804 , en bedekken H7218 hun hoofd.
  4 H127 Omdat het aardrijk H2865 H8804 gescheurd is H1653 , dewijl er geen regen H776 op de aarde H406 is; de akkerlieden H954 H8804 zijn beschaamd H2645 H8804 , zij bedekken H7218 hun hoofd.
  5 H365 Want ook de hinden H7704 in het veld H3205 H8804 werpen jongen H5800 H8800 , en verlaten H1877 [die], omdat er geen jong gras is.
  6 H6501 En de woudezels H5975 H8804 staan H8205 op de hoge plaatsen H7602 H8804 , zij scheppen H7307 den wind H8577 gelijk de draken H5869 ; hun ogen H3615 H8804 versmachten H6212 , omdat er geen kruid is.
  7 H5771 Hoewel onze ongerechtigheden H6030 H8804 tegen ons getuigen H3068 , o HEERE H6213 H8798 ! doe H8034 [het] om Uws Naams H4878 wil; want onze afkeringen H7231 H8804 zijn menigvuldig H2398 H8804 , wij hebben tegen U gezondigd.
  8 H3478 O Israels H4723 Verwachting H3467 H8688 , Zijn Verlosser H6256 in tijd H6869 van benauwdheid H1616 ! waarom zoudt Gij zijn als een vreemdeling H776 in het land H732 H8802 , en als een reiziger H5186 H8804 , [die] [slechts] inkeert H3885 H8800 om te vernachten?
  9 H1724 H8737 Waarom zoudt Gij zijn als een versaagd H376 man H1368 , als een held H3201 H8799 , [die] niet kan H3467 H8687 verlossen H7130 ? Gij zijt toch in het midden H3068 van ons, o HEERE H8034 ! en wij zijn naar Uw Naam H7121 H8738 genoemd H3240 H8686 , verlaat ons niet.
  10 H559 H8804 Alzo zegt H3068 de HEERE H5971 van dit volk H157 H8804 : Zij hebben zo liefgehad H5128 H8800 te zwerven H7272 , zij hebben hun voeten H2820 H8804 niet bedwongen H3068 ; daarom heeft de HEERE H7521 H8804 geen welgevallen H5771 aan hen, nu zal Hij hunner ongerechtigheden H2142 H8799 gedenken H2403 , en hun zonden H6485 H8799 bezoeken.
  11 H559 H8799 Wijders zeide H3068 de HEERE H6419 H8691 tot mij: Bid H5971 niet voor dit volk H2896 ten goede.
  12 H6684 H8799 Ofschoon zij vasten H7440 , Ik zal naar hun geschrei H8085 H8802 niet horen H5930 , en ofschoon zij brandoffer H4503 en spijsoffer H5927 H8686 offeren H7521 H8802 , Ik zal aan hen geen welgevallen hebben H2719 ; maar door het zwaard H7458 , en door den honger H1698 , en door de pestilentie H3615 H8764 zal Ik hen verteren.
  13 H559 H8799 Toen zeide ik H162 : Ach H136 , Heere H3069 HEERE H5030 ! zie, die profeten H559 H8802 zeggen H2719 hun: Gij zult geen zwaard H7200 H8799 zien H7458 , en gij zult geen honger H571 hebben; maar Ik zal u een gewissen H7965 vrede H5414 H8799 geven H4725 in deze plaats.
  14 H3068 En de HEERE H559 H8799 zeide H5030 tot mij: Die profeten H5012 H8737 profeteren H8267 vals H8034 in Mijn Naam H7971 H8804 ; Ik heb hen niet gezonden H6680 H8765 , noch hun bevel gegeven H1696 H8765 , noch tot hen gesproken H5012 H8693 ; zij profeteren H8267 ulieden een vals H2377 gezicht H7081 , en waarzegging H457 H8675 H434 , en nietigheid H8649 , en bedriegerij H3820 huns harten.
  15 H559 H8804 Daarom zegt H3068 de HEERE H5030 alzo: Aangaande de profeten H8034 , die in Mijn Naam H5012 H8737 profeteren H7971 H8804 , daar Ik hen niet gezonden heb H559 H8802 , en zij [dan] [nog] zeggen H2719 : Er zal geen zwaard H7458 noch honger H776 in dit land H5030 zijn; diezelve profeten H2719 zullen door het zwaard H7458 en door den honger H8552 H8735 verteerd worden.
  16 H5971 En het volk H834 , tot hetwelk H1992 zij H5012 H8737 profeteren H2351 , zullen op de straten H3389 van Jeruzalem H7993 H8716 weggeworpen H1961 H8799 zijn H6440 vanwege H7458 den honger H2719 en het zwaard H369 ; en er zal niemand zijn H1992 , die hen H6912 H8764 begrave H1992 , hen H802 , hun vrouwen H1121 , en hun zonen H1323 , en hun dochteren H7451 ; alzo zal Ik hun boosheid H5921 over H8210 H8804 hen uitstorten.
  17 H1697 Daarom zult gij dit woord H559 H8804 tot hen zeggen H5869 : Mijn ogen H1832 zullen van tranen H3381 H8799 nederdalen H3915 nacht H3119 en dag H1820 H8799 , en niet ophouden H1330 ; want de jonkvrouw H1323 der dochter H5971 Mijns volks H7665 H8738 is gebroken H1419 [met] een grote H7667 breuk H4347 , een plage H3966 , die zeer H2470 H8737 smartelijk is.
  18 H3318 H8804 Zo ik uitga H7704 in het veld H2491 , ziet daar de verslagenen H2719 van het zwaard H5892 , en zo ik in de stad H935 H8804 kome H8463 , ziet daar de kranken H7458 van honger H5030 ! Ja, zowel de profeten H3548 als de priesters H5503 H8804 lopen om H776 in het land H3045 H8804 , en weten niet.