Jeremiah 10:2-16

DSV_Strongs(i)
  2 H559 H8804 Zo zegt H3068 de HEERE H3925 H8799 : Leert H1870 den weg H1471 der heidenen H2865 H8735 niet, en ontzet u H226 niet voor de tekenen H8064 des hemels H1471 , dewijl zich de heidenen H1992 voor dezelve H2865 H8735 ontzetten.
  3 H2708 Want de inzettingen H5971 der volken H1892 zijn ijdelheid H6086 ; want het is hout H3293 , dat men uit het woud H3772 H8804 gehouwen heeft H4639 , een werk H2796 van des werkmeesters H3027 handen H4621 met de bijl.
  4 H3302 H8762 Men pronkt het op H3701 met zilver H2091 en met goud H2388 H8762 ; zij hechten H4548 ze met nagelen H4717 en met hameren H6328 H8686 , opdat het niet waggele.
  5 H8560 Zij zijn gelijk een palmboom H4749 van dicht werk H1696 H8762 , maar kunnen niet spreken H5375 H8800 ; zij moeten H5375 H8735 gedragen worden H6805 H8799 , want zij kunnen niet gaan H3372 H8799 ; vreest H7489 H8686 niet voor hen, want zij kunnen geen kwaad doen H3190 H8687 , ook is er geen goeddoen bij hen.
  6 H3068 Omdat niemand U gelijk is, o HEERE H1419 ! zo zijt Gij groot H1419 , en groot H8034 is Uw Naam H1369 in mogendheid.
  7 H3372 H8799 Wie zou U niet vrezen H4428 , Gij Koning H1471 der heidenen H2969 H8804 ? Want het komt U toe H2450 ; omdat toch onder alle wijzen H1471 der heidenen H4438 , en in hun ganse koninkrijk, niemand U gelijk is.
  8 H259 In een H1197 H8799 ding zijn zij toch onvernuftig H3688 H8799 en zot H6086 : een hout H4148 is een onderwijs H1892 der ijdelheden.
  9 H7554 H8794 Uitgerekt H3701 zilver H8659 wordt van Tarsis H935 H8714 gebracht H2091 , en goud H210 van Ufaz H4639 , [tot] [een] werk H2796 des werkmeesters H3027 en van de handen H6884 H8802 des goudsmids H8504 ; hemelsblauw H713 en purper H3830 is hun kleding H4639 , een werk H2450 der wijzen zijn zij al te zamen.
  10 H3068 Maar de HEERE H430 God H571 is de Waarheid H2416 , Hij is de levende H430 God H5769 , en een eeuwig H4428 Koning H7110 ; van Zijn verbolgenheid H7493 H8799 beeft H776 de aarde H1471 , en de heidenen H2195 kunnen Zijn gramschap H3557 H8686 niet verdragen.
  11 H1836 (Aldus H560 H8748 zult gijlieden tot hen zeggen H426 : De goden H8065 , die den hemel H778 en de aarde H3809 niet H5648 H8754 gemaakt hebben H7 H8748 , zullen vergaan H772 van de aarde H8460 , en van onder H429 dezen H8065 hemel.)
  12 H776 Die de aarde H6213 H8802 gemaakt heeft H3581 door Zijn kracht H8398 , Die de wereld H3559 H8688 bereid heeft H2451 door Zijn wijsheid H8064 , en den hemel H5186 H8804 uitgebreid H8394 door Zijn verstand.
  13 H6963 Als Hij Zijn stem H5414 H8800 geeft H1995 , zo is er een gedruis H4325 van wateren H8064 in den hemel H5387 , en Hij doet de dampen H5927 H8686 opklimmen H7097 van het einde H776 der aarde H6213 H8804 ; Hij maakt H1300 de bliksemen H4306 met den regen H7307 , en doet den wind H3318 H8686 voortkomen H214 uit Zijn schatkameren.
  14 H120 Een ieder mens H1197 H8738 is onvernuftig geworden H1847 , zodat hij geen wetenschap H6884 H8802 heeft, een ieder goudsmid H3001 H8689 is beschaamd H6459 van het gesneden beeld H5262 ; want zijn gegoten beeld H8267 is leugen H7307 ; en er is geen geest in hen.
  15 H1892 Ijdelheid H4639 zijn zij, een werk H8595 van verleidingen H6256 ; ten tijde H6486 hunner bezoeking H6 H8799 zullen zij vergaan.
  16 H3290 Jakobs H2506 deel H3335 H8802 is niet gelijk die, want Hij is de Formeerder H3478 van alles, en Israel H7626 is de roede H5159 Zijner erfenis H3068 ; HEERE H6635 der heirscharen H8034 is Zijn Naam.