DSV_Strongs(i)
4
H3068
En de HEERE
H559
zeide
H7121
tot hem: Noem
H8034
zijn naam
H3157
Jizreel
H4592
, want nog een weinig
H1818
[tijds], zo zal Ik de bloedschulden
H3157
van Jizreel
H6485
bezoeken
H1004
over het huis
H3058
van Jehu
H4468
, en zal het koninkrijk
H1004
van het huis
H3478
van Israel
H7673
doen ophouden.
5
H3117
En het zal te dien dage geschieden
H3478
, dat Ik Israels
H7198
boog
H7665
verbreken zal
H6010
, in het dal
H3157
van Jizreel.
6
H2029
En zij ontving wederom
H3205
, en baarde
H1323
een dochter
H559
; en Hij zeide
H7121
tot hem: Noem
H8034
haar naam
H3819
Lo-ruchama
H3254
; want Ik zal Mij voortaan niet meer
H7355
ontfermen
H1004
over het huis
H3478
Israels
H5375
, maar Ik zal ze zekerlijk
H5375
wegvoeren.
7
H1004
Maar over het huis
H3063
van Juda
H7355
zal Ik Mij ontfermen
H3467
, en zal ze verlossen
H3068
door den HEERE
H430
, hun God
H3467
, en Ik zal ze niet verlossen
H7198
door boog
H2719
, noch door zwaard
H4421
, noch door krijg
H5483
, door paarden
H6571
noch door ruiteren.
8
H3819
Als zij nu Lo-ruchama
H1580
gespeend had
H2029
, ontving zij
H3205
, en baarde
H1121
een zoon.
9
H559
En Hij zeide
H7121
: Noem
H8034
zijn naam
H3818
Lo-ammi
H5971
; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik [ook] de uwe niet zijn.
10
H4557
Nochtans zal het getal
H1121
der kinderen
H3478
Israels
H2344
zijn als het zand
H3220
der zee
H4058
, dat niet gemeten
H5608
noch geteld kan worden
H4725
; en het zal geschieden dat ter plaatse
H559
, waar tot hen gezegd zal zijn
H5971
: Gijlieden zijt Mijn volk niet
H559
; tot hen gezegd zal worden
H1121
: Gij zijt kinderen
H2416
des levenden
H410
Gods.