Hosea 1:4-11

DSV_Strongs(i)
  4 H3068 En de HEERE H559 zeide H7121 tot hem: Noem H8034 zijn naam H3157 Jizreel H4592 , want nog een weinig H1818 [tijds], zo zal Ik de bloedschulden H3157 van Jizreel H6485 bezoeken H1004 over het huis H3058 van Jehu H4468 , en zal het koninkrijk H1004 van het huis H3478 van Israel H7673 doen ophouden.
  5 H3117 En het zal te dien dage geschieden H3478 , dat Ik Israels H7198 boog H7665 verbreken zal H6010 , in het dal H3157 van Jizreel.
  6 H2029 En zij ontving wederom H3205 , en baarde H1323 een dochter H559 ; en Hij zeide H7121 tot hem: Noem H8034 haar naam H3819 Lo-ruchama H3254 ; want Ik zal Mij voortaan niet meer H7355 ontfermen H1004 over het huis H3478 Israels H5375 , maar Ik zal ze zekerlijk H5375 wegvoeren.
  7 H1004 Maar over het huis H3063 van Juda H7355 zal Ik Mij ontfermen H3467 , en zal ze verlossen H3068 door den HEERE H430 , hun God H3467 , en Ik zal ze niet verlossen H7198 door boog H2719 , noch door zwaard H4421 , noch door krijg H5483 , door paarden H6571 noch door ruiteren.
  8 H3819 Als zij nu Lo-ruchama H1580 gespeend had H2029 , ontving zij H3205 , en baarde H1121 een zoon.
  9 H559 En Hij zeide H7121 : Noem H8034 zijn naam H3818 Lo-ammi H5971 ; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik [ook] de uwe niet zijn.
  10 H4557 Nochtans zal het getal H1121 der kinderen H3478 Israels H2344 zijn als het zand H3220 der zee H4058 , dat niet gemeten H5608 noch geteld kan worden H4725 ; en het zal geschieden dat ter plaatse H559 , waar tot hen gezegd zal zijn H5971 : Gijlieden zijt Mijn volk niet H559 ; tot hen gezegd zal worden H1121 : Gij zijt kinderen H2416 des levenden H410 Gods.
  11 H1121 En de kinderen H3063 van Juda H1121 , en de kinderen H3478 Israels H6908 H3162 zullen samenvergaderd worden H259 , en zich een enig H7218 hoofd H7760 stellen H776 , en uit het land H5927 optrekken H3117 ; want de dag H3157 van Jizreel H1419 zal groot zijn.