DSV_Strongs(i)
16
H3212 H8799
En zij ging
H3427 H8799
en zette zich
H4480 H5048
tegenover
H7368 H8687
, afgaande zo verre
H7198
, als die met den boog
H2909 H8764
schieten
H3588
; want
H559 H8804
zij zeide
H3206
: Dat ik het kind
H408
niet
H7200 H8799
zie
H4194
sterven
H3427 H8799
; en zij zat
H4480 H5048
tegenover
H5375 H0
, en hief
H6963
haar stem
H5375 H8799
op
H1058 H8799
, en weende.
17
H430
En God
H8085 H8804
hoorde
H6963
de stem
H5288
van den jongen
H4397
; en de Engel
H430
Gods
H7121 H8799
riep
H1904
Hagar
H413
toe
H4480
uit
H8064
den hemel
H559 H8799
, en zeide
H4100
tot haar: Wat
H1904
[is] u, Hagar
H3372 H8799
? Vrees
H408
niet
H3588
; want
H430
God
H413
heeft naar
H5288
des jongens
H6963
stem
H8085 H8799
gehoord
H834
, ter plaatse
H8033
, waar
H1931
hij [is].