Ezekiel 9

DSV_Strongs(i)
  1 H7121 H8799 Daarna riep Hij H241 voor mijn oren H1419 [met] luider H6963 stem H559 H8800 , zeggende H6486 : Doet de opzieners H5892 der stad H7126 H8804 naderen H376 , en elkeen H4892 met zijn verdervend H3627 wapen H3027 in zijn hand.
  2 H8337 En ziet, zes H582 mannen H935 H8802 kwamen H1870 van den weg H5945 der Hoge H8179 poort H6437 H8716 , die gekeerd is H6828 naar het noorden H376 , en elkeen H4660 met zijn verpletterend H3627 wapen H3027 in zijn hand H259 ; en een H376 man H8432 in het midden H906 van hen was met linnen H3847 H8803 bekleed H5608 H8802 H7083 , en een schrijvers-inktkoker H4975 was aan zijn lenden H935 H8799 ; en zij kwamen in H5975 H8799 , en stonden H681 bij H5178 het koperen H4196 altaar.
  3 H3519 En de heerlijkheid H430 des Gods H3478 van Israel H5927 H8738 hief zich op H3742 van den cherub H4670 , waarop Hij was, tot den dorpel H1004 van het huis H7121 H8799 ; en Hij riep H376 tot den man H906 , die met linnen H3847 H8803 bekleed was H5608 H8802 H7083 , die de schrijvers-inktkoker H4975 aan zijn lenden had.
  4 H3068 En de HEERE H559 H8799 zeide H5674 H8798 tot hem: Ga door H8432 , door het midden H5892 der stad H8432 , door het midden H3389 van Jeruzalem H8427 H8689 , en teken H8420 een teken H4696 op de voorhoofden H582 der lieden H584 H8737 , die zuchten H602 H8737 en uitroepen H8441 over al die gruwelen H8432 , die in het midden H6213 H8737 derzelve gedaan worden.
  5 H428 Maar tot die H559 H8804 [anderen] zeide Hij H241 voor mijn oren H5674 H8798 : Gaat door H5892 , door de stad H310 achter H5221 H8685 hem, en slaat H5869 , ulieder oog H2347 H8799 verschone H2550 H8799 niet, en spaart niet!
  6 H2026 H8799 Doodt H2205 ouden H970 , jongelingen H1330 en maagden H2945 , en kinderkens H802 en vrouwen H4889 , tot verdervens H5066 H8799 toe; maar genaakt H376 aan niemand H8420 , op denwelken het teken H2490 H8686 is, en begint H4720 van Mijn heiligdom H2490 H8686 . En zij begonnen H2205 van de oude H582 mannen H6440 , die voor H1004 het huis waren.
  7 H559 H8799 En Hij zeide H2930 H8761 tot hen: Verontreinigt H1004 het huis H4390 H8761 , en vervult H2691 de voorhoven H2491 met verslagenen H3318 H8798 ; gaat henen uit H3318 H8804 . En zij gingen henen uit H5221 H8689 , en zij sloegen H5892 in de stad.
  8 H5221 H8687 Het geschiedde nu, als zij hen geslagen hadden H7604 H8737 , en ik overgebleven was H6440 , dat ik op mijn aangezicht H5307 H8799 viel H2199 H8799 , en riep H559 H8799 , en zeide H162 : Ach H136 , Heere H3069 HEERE H7611 , zult Gij al het overblijfsel H3478 van Israel H7843 H8688 verderven H2534 , met Uw grimmigheid H8210 H8800 uit te gieten H3389 over Jeruzalem?
  9 H559 H8799 Toen zeide Hij H5771 tot mij: De ongerechtigheid H1004 van het huis H3478 van Israel H3063 en van Juda H3966 is gans H3966 zeer H1419 groot H776 , en het land H1818 is met bloed H4390 H8735 vervuld H5892 , en de stad H4390 H8804 is vol H4297 van afwijking H559 H8804 ; want zij zeggen H3068 : De HEERE H776 heeft het land H5800 H8804 verlaten H3068 , en de HEERE H7200 H8802 ziet niet.
  10 H5869 Daarom ook, wat Mij aangaat, Mijn oog H2347 H8799 zal niet verschonen H2550 H8799 , en Ik zal niet sparen H1870 ; Ik zal hun weg H7218 op hun hoofd H5414 H8804 geven.
  11 H376 En ziet, de man H906 , die met linnen H3847 H8803 bekleed was H4975 , aan wiens lenden H7083 de inktkoker H7725 H0 was, bracht H1697 bescheid H7725 H8688 weder H559 H8800 , zeggende H6213 H8804 : Ik heb gedaan H6680 H8765 , gelijk als Gij mij geboden hadt.