DSV_Strongs(i)
2
H1121 H120
Mensenkind
H7760 H8798
, zet
H6440
uw aangezicht
H2022
tegen de bergen
H3478
Israels
H5012 H8734
, en profeteer tegen dezelve;
3
H559 H8804
En zeg
H2022
: Gij bergen
H3478
Israels
H8085 H8798
, hoort
H1697
het woord
H136
des Heeren
H3069
HEEREN
H559 H8804
! Zo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H2022
tot de bergen
H1389
en tot de heuvelen
H650
, tot de beken
H1516
en tot de dalen
H935 H8688
: Ziet, Ik, Ik breng
H2719
over u het zwaard
H1116
, en Ik zal uw hoogten
H6 H8765
verderven.
4
H4196
Daartoe zullen uw altaren
H8074 H8738
verwoest
H2553
, en uw zonnebeelden
H7665 H8738
verbroken worden
H2491
; en Ik zal uw verslagenen
H5307 H8689
nedervellen
H6440
voor het aangezicht
H1544
uwer drekgoden.
5
H6297
En Ik zal de dode lichamen
H1121
der kinderen
H3478
Israels
H6440
voor het aangezicht
H1544
hunner drekgoden
H5414 H8804
leggen
H6106
, en Ik zal uw beenderen
H5439
rondom
H4196
uw altaren
H2219 H8765
strooien.
6
H4186
In al uw woningen
H5892
zullen de steden
H2717 H8799
verwoest
H1116
en de hoogten
H3456 H8799
tot wildernis worden
H4196
, opdat uw altaren
H2717 H8799
woest
H816 H8799
en eenzaam zijn
H1544
, en uw drekgoden
H7665 H8738
verbroken worden
H7673 H8738
en ophouden
H2553
, en uw zonnebeelden
H1438 H8738
afgehouwen
H4639
, en uw werken
H4229 H8738
uitgedelgd worden.
7
H2491
En de verslagenen
H8432
zullen in het midden
H5307 H8804
van u liggen
H3045 H8804
, opdat gij weet
H3068
, dat Ik de HEERE ben.
8
H3498 H8689
Ik zal dan nog een overblijfsel laten
H2719
, als gij [enigen] zult hebben, die het zwaard
H6412
ontkomen
H1471
onder de heidenen
H776
, wanneer gij in de landen
H2219 H8736
zult verstrooid worden.
9
H6412
Dan zullen uw ontkomenen
H2142 H8804
Mijner gedenken
H1471
onder de heidenen
H7617 H8738
, waar zij gevankelijk zullen geworden zijn
H7665 H8738
, omdat Ik verbroken ben
H2181 H8802
door hun hoerachtig
H3820
hart
H5493 H8804
, dat van Mij afgeweken is
H5869
, en door hun ogen
H1544
, die hun drekgoden
H2181 H8802 H310
nahoereren
H6962 H0
; en zij zullen een walging
H6440
aan zichzelven
H6962 H8738
hebben
H7451
over de boosheden
H8441
, die zij in al hun gruwelen
H6213 H8804
gedaan hebben.
10
H3045 H8804
En zij zullen weten
H3068
, dat Ik de HEERE
H2600
ben; Ik heb niet tevergeefs
H1696 H8765
gesproken
H7451
, van hun dit kwaad
H6213 H8800
aan te doen.
11
H559 H8804
Zo zegt
H136
de Heere
H3069
HEERE
H5221 H8685
: Sla
H3709
met uw hand
H7554 H8798
, en stamp
H7272
met uw voet
H559 H8798
, en zeg
H253
: Ach
H8441
, over alle gruwelen
H7451
der boosheden
H1004
van het huis
H3478
Israels
H2719
; want zij zullen door het zwaard
H7458
, door den honger
H1698
en door de pestilentie
H5307 H8799
vallen.
12
H7350
Die verre af
H1698
is, zal door de pest
H4191 H8799
sterven
H7138
, en die nabij
H2719
is, zal door het zwaard
H5307 H8799
vallen
H7604 H8737
; maar die overgebleven
H5341 H8803
en belegerd is
H7458
, zal door honger
H4191 H8799
sterven
H2534
; alzo zal Ik Mijn grimmigheid
H3615 H8765
tegen hen volbrengen.
13
H3045 H8804
Dan zult gij weten
H3068
, dat Ik de HEERE
H2491
ben, als hun verslagenen
H8432
in het midden
H1544
hunner drekgoden
H5439
rondom
H4196
hun altaren
H7311 H8802
wezen zullen op alle hoge
H1389
heuvelen
H7218
, op alle toppen
H2022
der bergen
H7488
, en onder allen groenen
H6086
boom
H5687
, en onder alle dichte
H424
eiken
H4725
, de plaats
H1544
, alwaar zij al hun drekgoden
H5207
liefelijken
H7381
reuk
H5414 H8804
maakten.