Ezekiel 21:28-32

DSV_Strongs(i)
  28 H1121 H120 En gij, mensenkind H5012 H8734 , profeteer H559 H8804 en zeg H559 H8804 : Alzo zegt H136 de Heere H3069 HEERE H1121 , van de kinderen H5983 Ammons H2781 , en van hun smading H559 H8804 ; zo zeg H2719 : Het zwaard H2719 , het zwaard H6605 H8803 is uitgetrokken H2874 , het is ter slachting H4803 H8803 geveegd H398 H8687 om te verdoen H1300 , om te glinsteren;
  29 H7723 Terwijl zij u ijdelheid H2372 H8800 zien H3577 , terwijl zij u leugen H7080 H8800 voorzeggen H6677 , om u op de halzen H5414 H8800 te stellen H7563 dergenen, die van de goddelozen H2491 verslagen H3117 zijn, welker dag H935 H8804 gekomen was H6256 ten tijde H7093 der uiterste H5771 ongerechtigheid.
  30 H7725 H8685 Keer [uw] [zwaard] weder H8593 in zijn schede H4725 ! In de plaats H1254 H8738 , waar gij geschapen zijt H776 , in het land H4351 uwer woningen H8199 H8799 zal Ik u richten.
  31 H2195 En Ik zal over u Mijn gramschap H8210 H8804 uitgieten H784 , Ik zal tegen u door het vuur H5678 Mijner verbolgenheid H6315 H8686 blazen H5414 H8804 ; en Ik zal u overgeven H3027 in de hand H1197 H8802 van brandende H582 mensen H2796 , smeders H4889 des verderfs.
  32 H784 Het vuur H402 zult gij tot spijze H1818 zijn, uw bloed H8432 zal zijn in het midden H776 des lands H2142 H8735 ; uwer zal niet gedacht worden H3068 ; want Ik, de HEERE H1696 H8765 , heb het gesproken.