Deuteronomy 32:8-14

DSV_Strongs(i)
  8 H5945 Toen de Allerhoogste H1471 aan de volken H5157 H8687 de erfenis uitdeelde H120 , toen Hij Adams H1121 kinderen H6504 H8687 vaneen scheidde H1367 , heeft Hij de landpalen H5971 der volken H5324 H8686 gesteld H4557 naar het getal H1121 der kinderen H3478 Israels.
  9 H3068 Want des HEEREN H2506 deel H5971 is Zijn volk H3290 , Jakob H2256 is het snoer H5159 Zijner erve.
  10 H4672 H8799 Hij vond H776 hem in een land H4057 der woestijn H8414 , en in een woeste H3214 huilende H3452 wildernis H5437 H8779 ; Hij voerde hem rondom H995 H8787 , Hij onderwees H5341 H8799 hem, Hij bewaarde H380 H5869 hem als Zijn oogappel.
  11 H5404 Gelijk een arend H7064 zijn nest H5782 H8686 opwekt H1469 , over zijn jongen H7363 H8762 zweeft H3671 , zijn vleugelen H6566 H8799 uitbreidt H3947 H8799 , ze neemt H5375 H8799 en ze draagt H84 op zijn vlerken;
  12 H5148 H8686 [Zo] leidde H3068 hem de HEERE H910 alleen H5236 , en er was geen vreemd H410 god met hem.
  13 H7392 H8686 Hij deed hem rijden H1116 op de hoogten H776 der aarde H398 H8799 , dat hij at H8570 de inkomsten H7704 des velds H1706 ; en Hij deed hem honig H3243 H8686 zuigen H5553 uit de steenrots H8081 , en olie H2496 uit den kei H6697 der rots;
  14 H2529 Boter H1241 van koeien H2461 , en melk H6629 van klein vee H2459 , met het vet H3733 der lammeren H352 en der rammen H1316 , die in Bazan H1121 weiden H6260 , en der bokken H2459 , met het vette H3629 der nieren H2406 van tarwe H1818 ; en het druivenbloed H2561 , reinen H6025 wijn H8354 H8799 , hebt gij gedronken.