DSV_Strongs(i)
1
H1121
Gijlieden zijt kinderen
H3068
des HEEREN
H430
, uws Gods
H1413 H8704
; gij zult uzelven niet snijden
H7144
, noch kaalheid
H7760 H8799
maken
H5869
tussen uw ogen
H4191 H8801
, over een dode.
2
H6918
Want gij zijt een heilig
H5971
volk
H3068
den HEERE
H430
, uw God
H3068
; en u heeft de HEERE
H977 H8804
verkoren
H5971
, om Hem tot een volk
H5459
des eigendoms
H5971
te zijn, uit al de volken
H6440 H127
, die op den aardbodem zijn.
4
H929
Dit zijn de beesten
H398 H8799
, die gijlieden eten zult
H7794
; een os
H7716
, klein vee
H3775
der schapen
H5795
, en klein vee der geiten;
5
H354
Een hert
H6643
, en een ree
H3180
, en een buffel
H689
, en een steenbok
H1788
, en een das
H8377
, en een wilde os
H2169
, en een gems.
6
H929
Alle beesten
H6541
, die de klauwen
H6536 H8688
verdelen
H8156 H8802
, en de kloof
H8147
in twee
H6541
klauwen
H8157
klieven
H5927 H8688 H1625
, [en] herkauwen
H929
onder de beesten
H398 H8799
, die zult gij eten.
7
H398 H8799
Maar deze zult gij niet eten
H5927 H8688 H1625
, van degenen, die [alleen] herkauwen
H8156 H8803
, of van degenen, die den gekloofden
H6541
klauw
H6536 H8688
[alleen] verdelen
H1581
: den kemel
H768
, en den haas
H8227
, en het konijn
H5927 H8688 H1625
; want deze herkauwen
H6536 H8689
wel, maar zij verdelen
H6541
den klauw
H2931
niet; onrein zullen zij ulieden zijn.
8
H2386
Ook het varken
H6536 H8688
; want dat verdeelt
H6541
zijn klauw
H1625
wel, maar het herkauwt
H2931
niet; onrein
H1320
zal het ulieden zijn; van hun vlees
H398 H8799
zult gij niet eten
H5038
, en hun dood aas
H5060 H8799
zult gij niet aanroeren.
9
H398 H8799
Dit zult gij eten
H4325
van alles, wat in de wateren
H5579
is; al wat vinnen
H7193
en schubben
H398 H8799
heeft, zult gij eten.
10
H5579
Maar al wat geen vinnen
H7193
en schubben
H398 H8799
heeft, zult gij niet eten
H2931
; het zal ulieden onrein zijn.
12
H398 H8799
Maar deze zijn het, van dewelke gij niet zult eten
H5404
: de arend
H6538
, en de havik
H5822
, en de zeearend;
15
H1323 H3284
En de struis
H8464
, en de nachtuil
H7828
, en de koekoek
H5322
, en de sperwer
H4327
naar zijn aard;
18
H2624
En de ooievaar
H601
, en de reiger
H4327
naar zijn aard
H1744
; en de hop
H5847
, en de vledermuis;
19
H8318
Ook al het kruipend
H5775
gevogelte
H2931
zal ulieden onrein
H398 H8735
zijn; zij zullen niet gegeten worden.
21
H5038
Gij zult geen dood aas
H398 H8799
eten
H1616
; den vreemdeling
H8179
, die in uw poorten
H5414 H8799
is, zult gij het geven
H398 H8804
, dat hij het ete
H4376 H8800
, of verkoopt
H5237
het den vreemde
H6918
; want gij zijt een heilig
H5971
volk
H3068
den HEERE
H430
, uw God
H1423
. Gij zult het bokje
H1310 H8762
niet koken
H2461
in de melk
H517
zijner moeder.
22
H6237 H8763
Gij zult getrouwelijk
H6237 H8762
vertienen
H8393
al het inkomen
H2233
uws zaads
H8141
, dat elk
H8141
jaar
H7704
van het veld
H3318 H8802
voortkomt.
23
H6440
En voor het aangezicht
H3068
des HEEREN
H430
, uws Gods
H4725
, ter plaatse
H977 H8799
, die Hij verkiezen zal
H8034
, om Zijn Naam
H7931 H8763
aldaar te doen wonen
H398 H8804
, zult gij eten
H4643
de tienden
H1715
van uw koren
H8492
, van uw most
H3323
, en van uw olie
H1062
, en de eerstgeboorten
H1241
uwer runderen
H6629
en uwer schapen
H3068
; opdat gij den HEERE
H430
, uw God
H3925 H8799
, leert
H3372 H8800
vrezen
H3117
alle dagen.
24
H1870
Wanneer dan nog de weg
H7235 H8799
voor u te veel zal zijn
H3588
, dat
H3201 H8799
gij zulks niet zoudt kunnen
H5375 H8800
heendragen
H4725
, omdat de plaats
H7368 H8799
te verre van u zal zijn
H3068
, die de HEERE
H430
, uw God
H977 H8799
, verkiezen zal
H8034
, om Zijn Naam
H7760 H8800
aldaar te stellen
H3068
; wanneer de HEERE
H430
, uw God
H1288 H8762
, u zal gezegend hebben;
25
H5414 H8804
Zo maak
H3701
het tot geld
H6696 H8804
, en bindt
H3701
het geld
H3027
in uw hand
H1980 H8804
, en gaat
H4725
naar de plaats
H3068
, die de HEERE
H430
, uw God
H977 H8799
, verkiezen zal;
26
H5414 H8804
En geeft
H3701
dat geld
H5315
voor alles, wat uw ziel
H183 H8762
gelust
H1241
, voor runderen
H6629
en voor schapen
H3196
, en voor wijn
H7941
, en voor sterken drank
H5315
, en voor alles, wat uw ziel
H7592 H8799
van u begeren zal
H398 H8804
, en eet
H6440
aldaar voor het aangezicht
H3068
des HEEREN
H430
, uws Gods
H8055 H8804
, en weest vrolijk
H1004
, gij en uw huis.
27
H3881
Maar den Leviet
H8179
, die in uw poorten
H5800 H8799
is, zult gij niet verlaten
H2506
; want hij heeft geen deel
H5159
noch erve met u.
28
H7097
Ten einde
H7969
van drie
H8141
jaren
H3318 H8686
zult gij voortbrengen
H4643
alle tienden
H8393
van uw inkomen
H8141
, in hetzelve jaar
H3240 H8689
, en gij zult ze wegleggen
H8179
in uw poorten;
29
H935 H8804
Zo zal komen
H3881
de Leviet
H2506
, dewijl hij geen deel
H5159
noch erve
H1616
met u heeft, en de vreemdeling
H3490
, en de wees
H490
en de weduwe
H8179
, die in uw poorten
H398 H8804
zijn, en zullen eten
H7646 H8804
en verzadigd worden
H3068
; opdat u de HEERE
H430
, uw God
H1288 H8762
, zegene
H4639
in al het werk
H3027
uwer hand
H6213 H8799
, dat gij doen zult.