Deuteronomy 14:1-29

DSV_Strongs(i)
  1 H1121 Gijlieden zijt kinderen H3068 des HEEREN H430 , uws Gods H1413 H8704 ; gij zult uzelven niet snijden H7144 , noch kaalheid H7760 H8799 maken H5869 tussen uw ogen H4191 H8801 , over een dode.
  2 H6918 Want gij zijt een heilig H5971 volk H3068 den HEERE H430 , uw God H3068 ; en u heeft de HEERE H977 H8804 verkoren H5971 , om Hem tot een volk H5459 des eigendoms H5971 te zijn, uit al de volken H6440 H127 , die op den aardbodem zijn.
  3 H8441 Gij zult geen gruwel H398 H8799 eten.
  4 H929 Dit zijn de beesten H398 H8799 , die gijlieden eten zult H7794 ; een os H7716 , klein vee H3775 der schapen H5795 , en klein vee der geiten;
  5 H354 Een hert H6643 , en een ree H3180 , en een buffel H689 , en een steenbok H1788 , en een das H8377 , en een wilde os H2169 , en een gems.
  6 H929 Alle beesten H6541 , die de klauwen H6536 H8688 verdelen H8156 H8802 , en de kloof H8147 in twee H6541 klauwen H8157 klieven H5927 H8688 H1625 , [en] herkauwen H929 onder de beesten H398 H8799 , die zult gij eten.
  7 H398 H8799 Maar deze zult gij niet eten H5927 H8688 H1625 , van degenen, die [alleen] herkauwen H8156 H8803 , of van degenen, die den gekloofden H6541 klauw H6536 H8688 [alleen] verdelen H1581 : den kemel H768 , en den haas H8227 , en het konijn H5927 H8688 H1625 ; want deze herkauwen H6536 H8689 wel, maar zij verdelen H6541 den klauw H2931 niet; onrein zullen zij ulieden zijn.
  8 H2386 Ook het varken H6536 H8688 ; want dat verdeelt H6541 zijn klauw H1625 wel, maar het herkauwt H2931 niet; onrein H1320 zal het ulieden zijn; van hun vlees H398 H8799 zult gij niet eten H5038 , en hun dood aas H5060 H8799 zult gij niet aanroeren.
  9 H398 H8799 Dit zult gij eten H4325 van alles, wat in de wateren H5579 is; al wat vinnen H7193 en schubben H398 H8799 heeft, zult gij eten.
  10 H5579 Maar al wat geen vinnen H7193 en schubben H398 H8799 heeft, zult gij niet eten H2931 ; het zal ulieden onrein zijn.
  11 H2889 Allen reinen H6833 vogel H398 H8799 zult gij eten.
  12 H398 H8799 Maar deze zijn het, van dewelke gij niet zult eten H5404 : de arend H6538 , en de havik H5822 , en de zeearend;
  13 H7201 En de wouw H344 , en de kraai H1772 , en de gier H4327 naar haar aard;
  14 H6158 En alle rave H4327 naar zijn aard;
  15 H1323 H3284 En de struis H8464 , en de nachtuil H7828 , en de koekoek H5322 , en de sperwer H4327 naar zijn aard;
  16 H3563 En de steenuil H3244 , en de schuifuit H8580 , en de kauw,
  17 H6893 En de roerdomp H7360 , en de pelikaan H7994 , en het duikertje;
  18 H2624 En de ooievaar H601 , en de reiger H4327 naar zijn aard H1744 ; en de hop H5847 , en de vledermuis;
  19 H8318 Ook al het kruipend H5775 gevogelte H2931 zal ulieden onrein H398 H8735 zijn; zij zullen niet gegeten worden.
  20 H2889 Al het rein H5775 gevogelte H398 H8799 zult gij eten.
  21 H5038 Gij zult geen dood aas H398 H8799 eten H1616 ; den vreemdeling H8179 , die in uw poorten H5414 H8799 is, zult gij het geven H398 H8804 , dat hij het ete H4376 H8800 , of verkoopt H5237 het den vreemde H6918 ; want gij zijt een heilig H5971 volk H3068 den HEERE H430 , uw God H1423 . Gij zult het bokje H1310 H8762 niet koken H2461 in de melk H517 zijner moeder.
  22 H6237 H8763 Gij zult getrouwelijk H6237 H8762 vertienen H8393 al het inkomen H2233 uws zaads H8141 , dat elk H8141 jaar H7704 van het veld H3318 H8802 voortkomt.
  23 H6440 En voor het aangezicht H3068 des HEEREN H430 , uws Gods H4725 , ter plaatse H977 H8799 , die Hij verkiezen zal H8034 , om Zijn Naam H7931 H8763 aldaar te doen wonen H398 H8804 , zult gij eten H4643 de tienden H1715 van uw koren H8492 , van uw most H3323 , en van uw olie H1062 , en de eerstgeboorten H1241 uwer runderen H6629 en uwer schapen H3068 ; opdat gij den HEERE H430 , uw God H3925 H8799 , leert H3372 H8800 vrezen H3117 alle dagen.
  24 H1870 Wanneer dan nog de weg H7235 H8799 voor u te veel zal zijn H3588 , dat H3201 H8799 gij zulks niet zoudt kunnen H5375 H8800 heendragen H4725 , omdat de plaats H7368 H8799 te verre van u zal zijn H3068 , die de HEERE H430 , uw God H977 H8799 , verkiezen zal H8034 , om Zijn Naam H7760 H8800 aldaar te stellen H3068 ; wanneer de HEERE H430 , uw God H1288 H8762 , u zal gezegend hebben;
  25 H5414 H8804 Zo maak H3701 het tot geld H6696 H8804 , en bindt H3701 het geld H3027 in uw hand H1980 H8804 , en gaat H4725 naar de plaats H3068 , die de HEERE H430 , uw God H977 H8799 , verkiezen zal;
  26 H5414 H8804 En geeft H3701 dat geld H5315 voor alles, wat uw ziel H183 H8762 gelust H1241 , voor runderen H6629 en voor schapen H3196 , en voor wijn H7941 , en voor sterken drank H5315 , en voor alles, wat uw ziel H7592 H8799 van u begeren zal H398 H8804 , en eet H6440 aldaar voor het aangezicht H3068 des HEEREN H430 , uws Gods H8055 H8804 , en weest vrolijk H1004 , gij en uw huis.
  27 H3881 Maar den Leviet H8179 , die in uw poorten H5800 H8799 is, zult gij niet verlaten H2506 ; want hij heeft geen deel H5159 noch erve met u.
  28 H7097 Ten einde H7969 van drie H8141 jaren H3318 H8686 zult gij voortbrengen H4643 alle tienden H8393 van uw inkomen H8141 , in hetzelve jaar H3240 H8689 , en gij zult ze wegleggen H8179 in uw poorten;
  29 H935 H8804 Zo zal komen H3881 de Leviet H2506 , dewijl hij geen deel H5159 noch erve H1616 met u heeft, en de vreemdeling H3490 , en de wees H490 en de weduwe H8179 , die in uw poorten H398 H8804 zijn, en zullen eten H7646 H8804 en verzadigd worden H3068 ; opdat u de HEERE H430 , uw God H1288 H8762 , zegene H4639 in al het werk H3027 uwer hand H6213 H8799 , dat gij doen zult.