Daniel 3:8-18

DSV_Strongs(i)
  8 H6903 H3606 Daarom H7127 H8754 naderden H1836 even ter zelfder H2166 tijd H3779 Chaldeeuwse H1400 mannen H3062 , die de Joden H399 H8754 openlijk H7170 beschuldigden;
  9 H6032 H8754 Zij antwoordden H560 H8750 en zeiden H4430 tot den koning H5020 Nebukadnezar H4430 : O koning H2418 H8747 ! leef H5957 in der eeuwigheid!
  10 H607 Gij H4430 , o koning H2942 ! hebt een bevel H7761 H8754 gegeven H3606 , dat alle H606 mensen H8086 H8748 , die horen zouden H7032 het geluid H7162 des hoorns H4953 , der pijp H7030 H8675 H7030 , der citer H5443 , der vedel H6460 , der psalteren H5481 H8675 H5481 , en des akkoordgezangs H3606 , en allerlei H2178 soorten H2170 van muziek H5308 H8748 , nedervallen H1722 , en het gouden H6755 beeld H5457 H8748 aanbidden zouden;
  11 H4479 En wie H3809 niet H5308 H8748 nederviel H5457 H8748 , en aanbad H1459 , die zou in het midden H861 van den oven H3345 H8751 des brandenden H5135 vuurs H7412 H8729 geworpen worden.
  12 H383 Er zijn H3062 Joodse H1400 mannen H3487 , die H5922 gij over H5673 de bediening H4083 van het landschap H895 van Babel H4483 H8745 gesteld hebt H7715 , Sadrach H4336 , Mesach H5665 en Abed-nego H479 ; deze H1400 mannen H4430 hebben, o koning H5922 ! op u H3809 geen H2942 acht H7761 H8754 gesteld H426 ; uw goden H6399 H8750 eren zij H3809 niet H5457 H0 , en zij bidden H1722 het gouden H6755 beeld H3809 niet H5457 H8750 aan H6966 H8684 , hetwelk gij opgericht hebt.
  13 H116 Toen H560 H8754 zeide H5020 Nebukadnezar H7266 in toorn H2528 en grimmigheid H7715 , dat men Sadrach H4336 , Mesach H5665 en Abed-nego H858 H8682 voorbrengen zou H116 ; toen H479 werden die H1400 mannen H6925 voor H4430 den koning H858 H8717 gebracht.
  14 H5020 Nebukadnezar H6032 H8750 antwoordde H560 H8750 en zeide H6656 tot hen: Is het met opzet H7715 , Sadrach H4336 , Mesach H5665 en Abed-nego H383 , dat gijlieden H426 mijn goden H3809 niet H6399 H8750 eert H1722 , en het gouden H6755 beeld H6966 H8684 , dat ik opgericht heb H3809 , niet H5457 H8750 aanbidt?
  15 H3705 Nu dan H2006 , zo H6263 gijlieden gereed H383 zijt H5732 , dat gij ten tijde H8086 H8748 , als gij horen zult H7032 het geluid H7162 des hoorns H4953 , der pijp H7030 H8675 H7030 , der citer H5443 , der vedel H6460 , der psalteren H5481 , en des akkoordgezangs H3606 , en allerlei H2178 soort H2170 der muziek H5308 H8748 , nedervalt H5457 H8748 , en aanbidt H6755 het beeld H5648 H8754 , dat ik gemaakt heb H2006 , [zo] [is] [het] [wel]; maar zo H3809 gijlieden het niet H5457 H8748 aanbidt H8160 ; ter zelfder ure H7412 H8729 zult gijlieden geworpen worden H1459 in het midden H861 van den oven H3345 H8751 des brandenden H5135 vuurs H4479 ; en wie H426 is de God H4481 , Die ulieden uit H3028 mijn handen H7804 H8755 verlossen zou?
  16 H7715 Sadrach H4336 , Mesach H5665 en Abed-nego H6032 H8754 antwoordden H560 H8750 en zeiden H4430 tot den koning H5020 Nebukadnezar H586 : Wij H2818 H0 hebben H3809 niet H2818 H8750 nodig H5922 u op H1836 deze H6600 zaak H8421 H8682 te antwoorden.
  17 H2006 Zal het zo H426 zijn, onze God H586 , Dien wij H6399 H8750 eren H383 , is H3202 H8750 machtig H7804 H8756 ons te verlossen H4481 uit H861 den oven H3345 H8751 des brandenden H5135 vuurs H4481 , en Hij zal [ons] uit H3028 uw hand H4430 , o koning H7804 H8755 ! verlossen.
  18 H2006 Maar zo H3809 niet H1934 H8748 , u zij H3046 H8752 bekend H4430 , o koning H426 ! dat wij uw goden H3809 niet H383 zullen H6399 H8750 eren H3809 , noch H1722 het gouden H6755 beeld H6966 H8684 , dat gij hebt opgericht H5457 H8748 , zullen aanbidden.