Daniel 1:3-21

DSV_Strongs(i)
  3 H4428 En de koning H559 H8799 zeide H828 tot Aspenaz H7227 , den overste H5631 zijner kamerlingen H935 H8687 , dat hij voorbrengen zou H1121 [enigen] uit de kinderen H3478 Israels H4410 , te weten, uit het koninklijk H2233 zaad H6579 , en uit de prinsen;
  4 H3206 Jongelingen H3971 H8675 H3971 , aan dewelke geen gebrek H2896 ware, maar schoon H4758 van aangezicht H7919 H8688 , en vernuftig H2451 in alle wijsheid H3045 H8802 , en ervaren H1847 in wetenschap H995 H8688 , en kloek H4093 van verstand H3581 , en in dewelke bekwaamheid H5975 H8800 ware, om te staan H4428 in des konings H1964 paleis H3925 H8763 ; en dat men hen onderwees H5612 in de boeken H3956 en spraak H3778 der Chaldeen.
  5 H4428 En de koning H4487 H8762 verordende H3117 hun, wat men ze dag H3117 bij dag H1697 geven zou van de stukken H6598 der spijs H4428 des konings H3196 , en van den wijn H4960 zijns dranks H7969 , en dat men hen drie H8141 jaren H1431 H8763 [alzo] optoog H7117 , en dat zij ten einde H5975 H8799 derzelve zouden staan H6440 voor het aangezicht H4428 des konings.
  6 H1121 Onder dezelve nu waren uit de kinderen H3063 van Juda H1840 : Daniel H2608 , Hananja H4332 , Misael H5838 en Azarja.
  7 H8269 En de overste H5631 der kamerlingen H7760 H8799 gaf H8034 hun [andere] namen H1840 , en Daniel H7760 H8799 noemde hij H1095 Beltsazar H2608 , en Hananja H7714 Sadrach H4332 , en Misael H4335 Mesach H5838 , en Azarja H5664 Abed-nego.
  8 H1840 Daniel H7760 H8799 nu nam voor H3820 in zijn hart H1351 H8691 , dat hij zich niet zou ontreinigen H6598 met de stukken van de spijs H4428 des konings H3196 , noch met den wijn H4960 zijns dranks H1245 H8762 ; daarom verzocht hij H8269 van den overste H5631 der kamerlingen H1351 H8691 , dat hij zich niet mocht ontreinigen.
  9 H430 En God H5414 H8799 gaf H1840 Daniel H2617 genade H7356 en barmhartigheid H6440 voor het aangezicht H8269 van den overste H5631 der kamerlingen.
  10 H8269 Want de overste H5631 der kamerlingen H559 H8799 zeide H1840 tot Daniel H3373 : Ik vreze H113 mijn heer H4428 , den koning H3978 , die ulieder spijs H4960 , en ulieder drank H4487 H8765 verordend heeft H6440 ; want waarom zou hij ulieder aangezichten H2196 H8802 droeviger H7200 H8799 zien H3206 , dan der jongelingen H1524 , die in gelijkheid H7218 met ulieden zijn? Alzo zoudt gij mijn hoofd H4428 bij den koning H2325 H8765 schuldig maken.
  11 H559 H8799 Toen zeide H1840 Daniel H4453 tot Melzar H8269 , dien de overste H5631 der kamerlingen H4487 H8765 gesteld had H1840 over Daniel H2608 , Hananja H4332 , Misael H5838 en Azarja:
  12 H5254 H8761 Beproef H5650 toch uw knechten H6235 tien H3117 dagen H5414 H8799 lang, en men geve H2235 ons van het gezaaide H398 H8799 te eten H4325 , en water H8354 H8799 te drinken.
  13 H7200 H8735 En men zie H6440 voor uw aangezicht H4758 onze gedaanten H4758 , en de gedaante H3206 der jongelingen H6598 , die de stukken van de spijs H4428 des konings H398 H8802 eten H6213 H8798 ; en doe H5650 met uw knechten H7200 H8799 , naar dat gij zien zult.
  14 H8085 H8799 Toen hoorde hij H1697 hen in deze zaak H5254 H8762 , en hij beproefde H6235 ze tien H3117 dagen.
  15 H7117 Ten einde H6235 nu der tien H3117 dagen H7200 H8738 , zag men H4758 , dat hun gedaanten H2896 schoner H1277 waren, en zij vetter H1320 waren van vlees H3206 dan al de jongelingen H6598 , die de stukken van de spijze H4428 des konings H398 H8802 aten.
  16 H4453 Toen geschiedde het, dat Melzar H6598 de stukken hunner spijs H5375 H8802 wegnam H3196 , mitsgaders den wijn H4960 huns dranks H5414 H8802 , en hij gaf H2235 hun [van] het gezaaide.
  17 H702 Aan deze vier H3206 jongelingen H5414 H8804 nu gaf H430 God H4093 wetenschap H7919 H8687 en verstand H5612 in alle boeken H2451 , en wijsheid H1840 ; maar Daniel H995 H8689 gaf Hij verstand H2377 in allerlei gezichten H2472 en dromen.
  18 H7117 Ten einde H3117 nu der dagen H4428 , waarvan de koning H559 H8804 gezegd had H935 H8687 , dat men hen zou inbrengen H935 H8686 , zo bracht H8269 ze de overste H5631 der kamerlingen H6440 in voor het aangezicht H5019 van Nebukadnezar,
  19 H4428 En de koning H1696 H8762 sprak H4672 H8738 met hen; doch er werd uit hen allen niemand gevonden H1840 , gelijk Daniel H2608 , Hananja H4332 , Misael H5838 en Azarja H5975 H8799 ; en zij stonden H6440 voor het aangezicht H4428 des konings.
  20 H1697 En [in] alle zaken H998 van verstandige H2451 wijsheid H4428 , die de koning H1245 H8765 hun afvroeg H4672 H8799 , zo vond hij H6235 hen tienmaal H3027 boven H2748 al de tovenaars H825 [en] sterrekijkers H4438 , die in zijn ganse koninkrijk waren.
  21 H1840 En Daniel H259 bleef tot het eerste H8141 jaar H4428 van den koning H3566 Kores toe.