1 Thessalonians 5:4-8 Maar gij , broeders , gij zijt niet in duisternis , dat u die dag als een dief zou bevangen.

DSV_Strongs⁽ⁱ⁾

4 G1161 Maar G5210 gij G80 , broeders G2075 G5748 , gij zijt G3756 niet G1722 in G4655 duisternis G2443 , dat G5209 u G2250 die dag G5613 als G2812 een dief G2638 G5632 zou bevangen.

5 G5210 Gij G2075 G5748 zijt G3956 allen G5207 kinderen G5457 des lichts G2532 , en G5207 kinderen G2250 des daags G2070 G5748 ; wij zijn G3756 niet G3571 des nachts G3761 , noch G4655 der duisternis.

6 G686 Zo G3767 laat ons dan G3361 niet G2518 G5725 slapen G5613 , gelijk G2532 als G3062 de anderen G235 , maar G1127 G5725 laat ons waken G2532 , en G3525 G5725 nuchteren zijn.

7 G1063 Want G2518 G5723 die slapen G2518 G5719 , slapen G3571 des nachts G2532 , en G3182 G5746 die dronken zijn G3571 , zijn des nachts G3184 G5719 dronken;

8 G1161 Maar G2249 wij G2250 , die des daags G5607 G5752 zijn G3525 G5725 , laat ons nuchteren zijn G1746 G5671 , aangedaan hebbende G2382 het borstwapen G4102 des geloofs G2532 en G26 der liefde G2532 , en G4030 [tot] een helm G1680 , de hoop G4991 der zaligheid.