1 Samuel 22:9-19

DSV_Strongs(i)
  9 H6030 H8799 Toen antwoordde H1673 Doeg H130 , de Edomiet H1931 , die H5921 bij H5650 de knechten H7586 van Saul H5324 H8737 stond H559 H8799 , en zeide H7200 H8804 : Ik zag H1121 den zoon H3448 van Isai H935 H8802 , komende H5011 te Nob H413 , tot H288 Achimelech H1121 , den zoon H285 van Ahitub;
  10 H3068 Die den HEERE H7592 H8799 voor hem vraagde H5414 H8804 , en gaf H6720 hem teerkost H5414 H8804 ; hij gaf H2719 hem ook het zwaard H1555 van Goliath H6430 , den Filistijn.
  11 H7971 H8799 Toen zond H4428 de koning H3548 heen, om den priester H288 Achimelech H1121 , den zoon H285 van Ahitub H7121 H8800 , te roepen H1 , en zijns vaders H3605 ganse H1004 huis H3548 , de priesters H834 , die H5011 te Nob H935 H8799 waren; en zij kwamen H3605 allen H4428 tot den koning.
  12 H7586 En Saul H559 H8799 zeide H8085 H8798 : Hoor H4994 nu H1121 , gij, zoon H285 van Ahitub H559 H8799 ! En hij zeide H2009 : Zie H113 , [hier] ben ik, mijn heer!
  13 H559 H8799 Toen zeide H7586 Saul H413 tot H4100 hem: Waarom H7194 H0 hebt gijlieden samen u H5921 tegen H7194 H8804 mij verbonden H859 , gij H1121 en de zoon H3448 van Isai H5414 H8800 , mits dat gij hem gegeven hebt H3899 brood H2719 en het zwaard H430 , en God H413 voor H7592 H8800 hem gevraagd H6965 H8800 , dat hij zou opstaan H693 H8802 tegen mij tot een lagenlegger H2088 , gelijk het te dezen H3117 dage is?
  14 H288 En Achimelech H6030 H8799 antwoordde H4428 den koning H559 H8799 en zeide H4310 : Wie H3605 is toch onder al H5650 uw knechten H539 H8737 getrouw H1732 als David H4428 , en des konings H2860 schoonzoon H5493 H8804 , en voortgaande H413 in H4928 uw gehoorzaamheid H3513 H8737 , en is eerlijk H1004 in uw huis?
  15 H3117 Heb ik heden H2490 H8689 begonnen H430 God H7592 H8800 voor hem te vragen H2486 ? Dat zij verre van mij H4428 , de koning H7760 H8799 legge H5650 op zijn knecht H408 geen H1697 ding H3605 , [noch] op het ganse H1004 huis H1 mijns vader H3588 ; want H5650 uw knecht H3605 heeft van al H2063 deze H1697 dingen H3808 niet H3045 H8804 geweten H6996 , klein H176 noch H1419 groot.
  16 H4428 Doch de koning H559 H8799 zeide H288 : Achimelech H859 , gij H4191 H8800 moet den dood H4191 H8799 sterven H3605 , gij en het ganse H1004 huis H1 uws vaders.
  17 H4428 En de koning H559 H8799 zeide H7323 H8801 tot de trawanten H5921 , die bij H5324 H8737 hem stonden H5437 H8798 : Wendt u H4191 H8685 , en doodt H3548 de priesters H3068 des HEEREN H3588 , omdat H3027 hun hand H1571 ook H5973 met H1732 David H3588 is, en omdat H3045 H8804 zij geweten hebben H3588 , dat H1931 hij H1272 H8802 vluchtte H241 , en hebben het voor mijn oren H3808 niet H1540 H8804 geopenbaard H5650 . Doch de knechten H4428 des konings H14 H8804 wilden H3027 hun hand H3808 niet H7971 H8800 uitsteken H3548 , om op de priesters H3068 des HEEREN H6293 H8800 aan te vallen.
  18 H559 H8799 Toen zeide H4428 de koning H1673 tot Doeg H859 : Wend gij H5437 H8798 u H6293 H8798 , en val aan H3548 op de priesters H5437 H8735 . Toen wendde zich H1673 Doeg H130 , de Edomiet H1931 , en hij H6293 H8799 viel aan H3548 op de priesters H4191 H8686 , en doodde H1931 te dien H3117 dage H2568 vijf H8084 en tachtig H376 mannen H906 , die den linnen H646 lijfrok H5375 H8802 droegen.
  19 H5221 H8689 Hij sloeg H5011 ook Nob H5892 , de stad H3548 dezer priesters H6310 , met de scherpte H2719 des zwaards H4480 , van H376 den man H5704 tot H802 de vrouw H4480 , van H5768 de kinderen H5704 tot H3243 H8802 de zuigelingen H7794 , zelfs de ossen H2543 en ezels H7716 , en de schapen H6310 , [sloeg] [hij] met de scherpte H2719 des zwaards.