DSV_Strongs(i)
9
H6030 H8799
Toen antwoordde
H1673
Doeg
H130
, de Edomiet
H1931
, die
H5921
bij
H5650
de knechten
H7586
van Saul
H5324 H8737
stond
H559 H8799
, en zeide
H7200 H8804
: Ik zag
H1121
den zoon
H3448
van Isai
H935 H8802
, komende
H5011
te Nob
H413
, tot
H288
Achimelech
H1121
, den zoon
H285
van Ahitub;
10
H3068
Die den HEERE
H7592 H8799
voor hem vraagde
H5414 H8804
, en gaf
H6720
hem teerkost
H5414 H8804
; hij gaf
H2719
hem ook het zwaard
H1555
van Goliath
H6430
, den Filistijn.
11
H7971 H8799
Toen zond
H4428
de koning
H3548
heen, om den priester
H288
Achimelech
H1121
, den zoon
H285
van Ahitub
H7121 H8800
, te roepen
H1
, en zijns vaders
H3605
ganse
H1004
huis
H3548
, de priesters
H834
, die
H5011
te Nob
H935 H8799
waren; en zij kwamen
H3605
allen
H4428
tot den koning.
12
H7586
En Saul
H559 H8799
zeide
H8085 H8798
: Hoor
H4994
nu
H1121
, gij, zoon
H285
van Ahitub
H559 H8799
! En hij zeide
H2009
: Zie
H113
, [hier] ben ik, mijn heer!
13
H559 H8799
Toen zeide
H7586
Saul
H413
tot
H4100
hem: Waarom
H7194 H0
hebt gijlieden samen u
H5921
tegen
H7194 H8804
mij verbonden
H859
, gij
H1121
en de zoon
H3448
van Isai
H5414 H8800
, mits dat gij hem gegeven hebt
H3899
brood
H2719
en het zwaard
H430
, en God
H413
voor
H7592 H8800
hem gevraagd
H6965 H8800
, dat hij zou opstaan
H693 H8802
tegen mij tot een lagenlegger
H2088
, gelijk het te dezen
H3117
dage is?
14
H288
En Achimelech
H6030 H8799
antwoordde
H4428
den koning
H559 H8799
en zeide
H4310
: Wie
H3605
is toch onder al
H5650
uw knechten
H539 H8737
getrouw
H1732
als David
H4428
, en des konings
H2860
schoonzoon
H5493 H8804
, en voortgaande
H413
in
H4928
uw gehoorzaamheid
H3513 H8737
, en is eerlijk
H1004
in uw huis?
15
H3117
Heb ik heden
H2490 H8689
begonnen
H430
God
H7592 H8800
voor hem te vragen
H2486
? Dat zij verre van mij
H4428
, de koning
H7760 H8799
legge
H5650
op zijn knecht
H408
geen
H1697
ding
H3605
, [noch] op het ganse
H1004
huis
H1
mijns vader
H3588
; want
H5650
uw knecht
H3605
heeft van al
H2063
deze
H1697
dingen
H3808
niet
H3045 H8804
geweten
H6996
, klein
H176
noch
H1419
groot.
16
H4428
Doch de koning
H559 H8799
zeide
H288
: Achimelech
H859
, gij
H4191 H8800
moet den dood
H4191 H8799
sterven
H3605
, gij en het ganse
H1004
huis
H1
uws vaders.
17
H4428
En de koning
H559 H8799
zeide
H7323 H8801
tot de trawanten
H5921
, die bij
H5324 H8737
hem stonden
H5437 H8798
: Wendt u
H4191 H8685
, en doodt
H3548
de priesters
H3068
des HEEREN
H3588
, omdat
H3027
hun hand
H1571
ook
H5973
met
H1732
David
H3588
is, en omdat
H3045 H8804
zij geweten hebben
H3588
, dat
H1931
hij
H1272 H8802
vluchtte
H241
, en hebben het voor mijn oren
H3808
niet
H1540 H8804
geopenbaard
H5650
. Doch de knechten
H4428
des konings
H14 H8804
wilden
H3027
hun hand
H3808
niet
H7971 H8800
uitsteken
H3548
, om op de priesters
H3068
des HEEREN
H6293 H8800
aan te vallen.
18
H559 H8799
Toen zeide
H4428
de koning
H1673
tot Doeg
H859
: Wend gij
H5437 H8798
u
H6293 H8798
, en val aan
H3548
op de priesters
H5437 H8735
. Toen wendde zich
H1673
Doeg
H130
, de Edomiet
H1931
, en hij
H6293 H8799
viel aan
H3548
op de priesters
H4191 H8686
, en doodde
H1931
te dien
H3117
dage
H2568
vijf
H8084
en tachtig
H376
mannen
H906
, die den linnen
H646
lijfrok
H5375 H8802
droegen.
19
H5221 H8689
Hij sloeg
H5011
ook Nob
H5892
, de stad
H3548
dezer priesters
H6310
, met de scherpte
H2719
des zwaards
H4480
, van
H376
den man
H5704
tot
H802
de vrouw
H4480
, van
H5768
de kinderen
H5704
tot
H3243 H8802
de zuigelingen
H7794
, zelfs de ossen
H2543
en ezels
H7716
, en de schapen
H6310
, [sloeg] [hij] met de scherpte
H2719
des zwaards.