DSV_Strongs(i)
28
H6030 H8799
Toen antwoordde
H376
een man
H4480
uit
H5971
het volk
H559 H8799
, en zeide
H1
: Uw vader
H5971
heeft het volk
H7650 H8687
zwaarlijk
H7650 H8689
bezworen
H559 H8800
, zeggende
H779 H8803
: Vervloekt
H376
zij de man
H834
, die
H3117
heden
H3899
brood
H398 H8799
eet
H5774 H8799
! Daarom bezwijkt
H5971
het volk.
29
H559 H8799
Toen zeide
H3129
Jonathan
H1
: Mijn vader
H776
heeft het land
H5916 H8804
beroerd
H7200 H8798
; zie
H4994
toch
H3588
, hoe
H5869
mijn ogen
H215 H8804
verlicht zijn
H3588
, omdat
H4592
ik een weinig
H2088
van dezen
H1706
honig
H2938 H8804
gesmaakt heb;
30
H3588
H637 H3808
Hoe veel meer
H3863
, indien
H5971
het volk
H3117
heden
H398 H8800
had mogen vrijelijk
H398 H8804
eten
H4480
van
H7998
den buit
H341 H8802
zijner vijanden
H834
, dien
H4672 H8804
het gevonden heeft
H3588
! Maar
H6258
nu
H4347
is die slag
H3808
niet
H7235 H8804
groot geweest
H6430
over de Filistijnen.
31
H5221 H8686
Doch zij sloegen
H1931
te dien
H3117
dage
H6430
de Filistijnen
H4480
van
H4363
Michmas
H357
tot Ajalon
H5971
; en het volk
H3966
was zeer
H5774 H8799
moede.
32
H5860 H8799 H6213 H8799
Toen maakte zich
H5971
het volk
H413
aan
H7998
den buit
H3947 H8799
, en zij namen
H6629
schapen
H1241
, en runderen
H1121
, en kalveren
H7819 H8799
, en zij slachtten
H776
ze tegen de aarde
H5971
; en het volk
H398 H8799
at
H5921
ze met
H1818
het bloed.
33
H5046 H8686
En men boodschapte
H7586
het Saul
H559 H8800
, zeggende
H2009
: Zie
H5971
, het volk
H2398 H8802
verzondigt zich
H3068
aan den HEERE
H398 H8800
, etende
H5921
met
H1818
het bloed
H559 H8799
. En hij zeide
H898 H8804
: Gij hebt trouwelooslijk gehandeld
H1556 H8798
; wentelt
H3117
heden
H1419
een groten
H68
steen
H413
tot mij.
34
H559 H8799
Verder sprak
H7586
Saul
H6327 H8798
: Verstrooit u
H5971
onder het volk
H559 H8804
, en zegt
H5066 H8685
tot hen: Brengt
H413
tot
H376
mij een iegelijk
H7794
zijn os
H376
, en een iegelijk
H7716
zijn schaap
H7819 H8804
, en slacht
H2088
het hier
H398 H8804
, en eet
H2398 H8799
, en bezondigt u
H3808
niet
H3068
aan den HEERE
H398 H8800
, die etende
H413
met
H1818
het bloed
H5066 H8686
. Toen bracht
H3605
al
H5971
het volk
H376
een iegelijk
H7794
zijn os
H3027
met zijn hand
H3915
, des nachts
H7819 H8799
, en slachtte
H8033
ze aldaar.
35
H1129 H8799
Toen bouwde
H7586
Saul
H3068
den HEERE
H4196
een altaar
H853
; dit
H2490 H8689
was het eerste
H4196
altaar
H3068
, dat hij den HEERE
H1129 H8800
bouwde.
36
H559 H8799
Daarna zeide
H7586
Saul
H3381 H8799
: Laat ons aftrekken
H6430
de Filistijnen
H310
na
H3915
, bij nacht
H962 H8799
, en laat ons dezelve beroven
H5704
, totdat
H1242
het morgen
H216
licht
H3808
worde, en laat ons niet
H376
een man
H7604 H8686
onder hen overig laten
H559 H8799
. Zij nu zeiden
H6213 H8798
: Doe
H3605
al
H2896
wat goed
H5869
is in uw ogen
H3548
; maar de priester
H559 H8799
zeide
H1988
: Laat ons herwaarts
H413
tot
H430
God
H7126 H8799
naderen.
37
H7592 H8799
Toen vraagde
H7586
Saul
H430
God
H3381 H8799
: Zal ik aftrekken
H6430
de Filistijnen
H310
na
H3027
? Zult Gij ze in de hand
H3478
van Israel
H5414 H8799
overgeven
H6030 H8804
? Doch Hij antwoordde
H3808
hem niet
H1931
te dien
H3117
dage.
38
H559 H8799
Toen zeide
H7586
Saul
H5066 H8798
: Komt
H1988
herwaarts
H3605
[uit] alle
H6438
hoeken
H5971
des volks
H3045 H8798
, en verneemt
H7200 H8798
, en ziet
H4100
, waarin
H2063
deze
H2403
zonde
H3117
heden
H1961 H8804
geschied zij.
39
H3588
Want
H3068
[zo] [waarachtig] [als] de HEERE
H2416
leeft
H3478
, Die Israel
H3467 H8688
verlost
H3588 H518
, al
H3426
ware het
H1121
in mijn zoon
H3129
Jonathan
H3588
,
H4191 H8800
zo zal hij den dood
H4191 H8799
sterven
H369
; en niemand
H4480
uit
H3605
het ganse
H5971
volk
H6030 H8802
antwoordde hem.
40
H559 H8799
Verder zeide hij
H413
tot
H3605
het ganse
H3478
Israel
H859
: Gijlieden
H259
zult aan de ene
H5676
zijde
H1961 H8799
zijn
H589
, en ik
H1121
en mijn zoon
H3129
Jonathan
H259
zullen aan de andere
H5676
zijde
H1961 H8799
zijn
H559 H8799
. Toen zeide
H5971
het volk
H413
tot
H7586
Saul
H6213 H8798
: Doe
H2896
, wat goed
H5869
is in uw ogen.