Psalms 77:2-11

DSV(i) 2 Mijn stem is tot God, en ik roep; mijn stem is tot God, en Hij zal het oor tot mij neigen. 3 Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den HEERE; mijn hand was des nachts uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden. 4 Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; peinsde ik, zo werd mijn ziel overstelpt. Sela. 5 Gij hieldt mijn ogen wakende; ik was verslagen, en sprak niet. 6 Ik overdacht de dagen van ouds, de jaren der eeuwen. 7 Ik dacht aan mijn snarenspel; in den nacht overleide ik in mijn hart, en mijn geest onderzocht: 8 Zal dan de Heere in eeuwigheden verstoten, en voortaan niet meer goedgunstig zijn? 9 Houdt Zijn goedertierenheid in eeuwigheid op? Heeft de toezegging een einde, van geslacht tot geslacht? 10 Heeft God vergeten genadig te zijn? Heeft Hij Zijn barmhartigheden door toorn toegesloten? Sela. 11 Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; maar de rechterhand des Allerhoogsten verandert.