Leviticus 11:2-8

DSV(i) 2 Spreekt tot de kinderen Israëls, zeggende: Dit is het gedierte, dat gij eten zult uit alle beesten, die op de aarde zijn. 3 Al wat onder de beesten den klauw verdeelt, en de kloof der klauwen in tweeën klieft, en herkauwt, dat zult gij eten. 4 Deze nochtans zult gij niet eten, van degenen, die alleen herkauwen, of de klauwen alleen verdelen: den kemel, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn; 5 En het konijntje, want het herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; dat zal u onrein zijn; 6 En den haas, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn. 7 Ook het zwijn, want dat verdeelt wel den klauw, en klieft de klove der klauwen in tweeën, maar herkauwt het gekauwde niet; dat zal u onrein zijn. 8 Van hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas niet aanroeren, zij zullen u onrein zijn.