Job 21:4-6

DSV(i) 4 Is (mij aangaande) mijn klacht tot den mens? Doch of het zo ware, waarom zou mijn geest niet verdrietig zijn? 5 Ziet mij aan, en wordt verbaasd, en legt de hand op den mond. 6 Ja, wanneer ik daaraan gedenk, zo word ik beroerd, en mijn vlees heeft een gruwen gevat.