Genesis 32:26-28

DSV(i) 26 En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent. 27 En Hij zeide tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob. 28 Toen zeide Hij: Uw naam zal voortaan niet Jakob heten, maar Israël; want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen, en hebt overmocht.