DSV(i)
2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest.
3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaän, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn.