1
H5643
Die in de schuilplaats
H5945
des Allerhoogsten
H3427 H8802
is gezeten
H3885 H8698
, die zal vernachten
H6738
in de schaduw
H7706
des Almachtigen.
2
H3068
Ik zal tot den HEERE
H559 H8799
zeggen
H4268
: Mijn Toevlucht
H4686
en mijn Burg
H430
! mijn God
H982 H8799
, op Welken ik vertrouw!
3
H5337 H8686
Want Hij zal u redden
H6341
van den strik
H3353
des vogelvangers
H1942
, van de zeer verderfelijke
H1698
pestilentie.
4
H5526 H8686
Hij zal u dekken
H84
met Zijn vlerken
H3671
, en onder Zijn vleugelen
H2620 H8799
zult gij betrouwen
H571
; Zijn waarheid
H6793
is een rondas
H5507
en beukelaar.
5
H3372 H8799
Gij zult niet vrezen
H6343
voor den schrik
H3915
des nachts
H2671
, voor den pijl
H3119
, die des daags
H5774 H8799
vliegt;
6
H1698
Voor de pestilentie
H652
, die in de donkerheid
H1980 H8799
wandelt
H6986
; voor het verderf
H6672
, dat op den middag
H7736 H8799
verwoest.
7
H6654
Aan uw zijden
H505
zullen er duizend
H5307 H8799
vallen
H7233
, en tien duizend
H3225
aan uw rechterhand
H5066 H8799
; tot u zal het niet genaken.
8
H5869
Alleenlijk zult gij het met uw ogen
H5027 H8686
aanschouwen
H8011
; en gij zult de vergelding
H7563
der goddelozen
H7200 H8799
zien.
9
H3068
Want Gij, HEERE
H4268
! zijt mijn Toevlucht
H5945
! Den Allerhoogste
H7760 H8804
hebt gij gesteld
H4583
tot uw Vertrek;
10
H7451
U zal geen kwaad
H579 H8792
wedervaren
H5061
, en geen plage
H168
zal uw tent
H7126 H8799
naderen.
11
H4397
Want Hij zal Zijn engelen
H6680 H8762
van u bevelen
H8104 H8800
, dat zij u bewaren
H1870
in al uw wegen.
12
H3709
Zij zullen u op de handen
H5375 H8799
dragen
H7272
, opdat gij uw voet
H68
aan geen steen
H5062 H8799
stoot.
13
H7826
Op den fellen leeuw
H6620
en de adder
H1869 H8799
zult gij treden
H3715
, gij zult den jongen leeuw
H8577
en den draak
H7429 H8799
vertreden.
14
H2836 H8804
Dewijl hij Mij zeer bemint
H6403 H8762
, [spreekt] [God], zo zal Ik hem uithelpen
H7682 H8762
; Ik zal hem op een hoogte stellen
H3045 H8804
, want hij kent
H8034
Mijn Naam.