Bible verses about "laziness" | DSV

Proverbs 19:15

15 Luiheid doet in diepen slaap vallen; en een bedriegelijke ziel zal hongeren.

Proverbs 12:24

24 De hand der vlijtigen zal heersen; maar de bedriegers zullen onder cijns wezen.

Proverbs 6:6

6 Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs;

Proverbs 26:13-16

13 De luiaard zegt: Er is een felle leeuw op den weg, een leeuw is op de straten. 14 Een deur keert om op haar herre, alzo de luiaard op zijn bed. 15 De luiaard verbergt zijn hand in den boezem, hij is te moede, om die weder tot zijn mond te brengen. 16 De luiaard is wijzer in zijn ogen, dan zeven, die met rede antwoorden.

Proverbs 14:23

23 In allen smartelijken arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek.

John 5:17

17 En Jezus antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk ook.

James 1:22

22 En zijt daders des Woords, en niet alleen hoorders, uzelven met valse overlegging bedriegende.

2 Thessalonians 3:11-12

11 Want wij horen, dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende. 12 Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten.

James 4:17

17 Wie dan weet goed te doen, en niet doet, dien is het zonde.

Hebrews 13:16

16 En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet; want aan zodanige offeranden heeft God een welbehagen.

Proverbs 21:25

25 De begeerte des luiaards zal hem doden, want zijn handen weigeren te werken.

Proverbs 24:30-34

30 Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens; 31 En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken. 32 Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte; ik zag het, en nam onderwijzing aan; 33 Een weinig slapens, een weinig sluimerens, en weinig handvouwens, al nederliggende; 34 Zo zal uw armoede u overkomen, als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een gewapend man.

Proverbs 20:4

4 Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn.

Proverbs 20:13

13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood.

Proverbs 18:9

9 Ook die zich slap aanstelt in zijn werk, die is een broeder van een doorbrenger.

1 Timothy 5:8

8 Doch zo iemand de zijnen, en voornamelijk zijn huisgenoten, niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongelovige.

Proverbs 10:4

4 Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.

2 Thessalonians 3:10

10 Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete.

Colossians 3:23

23 En al wat gij doet, doet dat van harte als den Heere en niet den mensen;

Proverbs 13:4

4 De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.

Topical data is from OpenBible.info, retrieved November 11, 2013, and licensed under a Creative Commons Attribution License.